4.1 Feit, mening en argument

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Onderwerpen van deze les

• Feiten
• Meningen 
• Argumenten

Oefenen met feit en mening

• Je krijgt allemaal een memoblaadje
• Schrijf een feit of een mening op over jezelf (wat anderen niet van je weten).
• Je vouwt het blaadje dicht en geeft dit aan de docent
• De docent leest een aantal blaadjes voor en de klas raadt van wie dit is en beoordeelt of het een feit of een mening is.

Lesdoelen van vandaag

Aan het eind van deze les : 

• ken je de begrippen : feit , mening en argument
• kun je deze begrippen benoemen in een tekst
• kun je zelf in tekst feiten, meningen en argumenten gebruiken

Welke van de onderstaande beweringen is een feit?

1. Bij 5 zomerse dagen (boven 25 gr), waarvan 3 aaneengesloten dagen van 30gr. of meer, spreken we van een hittegolf.
2. Groningen is natuurlijk een mooiere stad dan Leeuwarden.
3. Iemand die dagelijks een biertje drinkt, noemen we een alcoholist.
4. De toets Nederlands was echt heel moeilijk, bijna iedereen had een onvoldoende.

Feiten

Feiten zijn : 

• Echt gebeurd
• Waarneembaar
• Te controleren
• De waarheid 
• Betrouwbaar

Feiten

De zin : "Spanje is een mooi vakantieland" is een:

1. Argument
2. Feit
3. Mening

Een mening 

• Persoonlijke opvatting/idee
• Uitgesproken gedachte
  

•  Begint vaak met : Ik vind.......
• Je kunt het hiermee EENS zijn. 
• Je kunt het hiermee ONEENS zijn.

Het stemrecht moet worden verlaagd naar zestien jaar.

1. 
2. 

Argumenten

• Omschrijving  WAAROM je het ergens mee eens bent.
• Omschrijving WAAROM je het ergens mee oneens bent.

Geef een argument waarom je het hier WEL/niet mee eens bent?

Argumenten

• Een argument kun je bijvoorbeeld beginnen met : "omdat" of "want" bijvoorbeeld: 
  

1. Ik ben het met deze stelling eens, omdat je op je 16e ook een mening hebt over maatschappelijke onderwerpen. 
2. Ik ben het er niet mee eens, want jongeren hebben helemaal geen interesse in politiek en gaan toch niet stemmen.
   
   

Opdracht

• Wat : Maak  van lezen 4.1 : opdracht 1 en de examenopdracht
• Tijd  : 20 minuten
• Hoe : zelfstandig
• Klaar : maak opdracht 2
  

Feit of mening?

Roken is ongezond.

1. Feit
2. Mening

Is de ondertitel een feit of
een mening?

1. feit
2. mening

Feiten zijn...

1. objectief
2. subjectief

Feit of mening?
De Brexit is niet goed voor Engeland.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?:
China is qua inwonersaantal het grootste land ter wereld.

1. Feit
2. Mening

Een feit is op waarheid te controleren.

1. juist
2. onjuist

Wat is een argument?

1. een argument is bewijsbaar
2. een argument is een reden waarom jij iets vindt

Hebben jullie hier nog vragen over?

1. Ja
2. Nee

Volgende les 

4.2 Argumenten beoordelen