Relative Clauses

Relative Clauses
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Relative Clauses

Slide 1 - Diapositive

Inhoud
- Wat zijn ook al weer Relative Clauses?
- Wanneer gebruik je welke Relative Pronoun?
- Wat waren ook alweer de regels?

Slide 2 - Diapositive

Wie weet nog wat Relative Clauses zijn?
Geen flauw benul
Ergens vaag
De term rinkelt wel een belletje
Dat zijn toch...??
100% zeker, ik weet het nog

Slide 3 - Sondage

Relative Clauses
Een relative clause (betrekkelijke bijzin), geeft extra informatie over het onderwerp of het lijdend voorwerp. 
The boy whose car was stolen, had to take the bus. 

Een relative pronoun (aanwijzend vnw/betrekkelijk vnw) geeft aan waar de extra informatie over gaat.
The boy whose car was stolen, had to take the bus.

Slide 4 - Diapositive

Wat is de 'relative clause' in deze zin:
The boy whose bike was stolen, had to take a bus.
A
The boy
B
whose
C
whose bike was stolen
D
had to take the bus

Slide 5 - Quiz

Who
Whose
Which
Whom
Menselijke
onderwerpen
Menselijke 
bezitten
Dierlijke
onderwerpen
Dingen als onderwepen
Menselijke
Lijdende voorwerpen

Slide 6 - Question de remorquage

Wanneer te gebruiken
1. Wanneer de Relative Clause tussen twee komma's staat. 
My brother, who is older than me, has two kids.  
My phone, which I've had for two years, just broke down. 

2. Wanneer het onderwerp wordt gevolgd door een voorzetsel.
The town in which I live is called Hengelo. 
The person to whom the letter was directed had moved. 

Slide 7 - Diapositive

Maak een zin met een relative clause, die iets vertelt over jouw huis.

Slide 8 - Question ouverte

Selecteer een goede optie...
The woman, who/that/which/- lives next door, is very nice.
A
who
B
that
C
which
D
-

Slide 9 - Quiz

Wanneer niet te gebruiken?
1. Wanneer de relative clause direct achter het onderwerp komt
This is the laptop I use to do my homework on. 
John met a woman I had been to school with. 

2. Het werkwoord in de relative clause een Phrasal Verb is
The music Julie listens to is good.
The country he comes from is very hot.

Slide 10 - Diapositive

Als we in deze zin nou wel een Relative Pronoun willen gebruiken, waar komt die dan?

This is the laptop I use to do my homework on.
A
Tussen 'is' en 'the'
B
Tussen 'I' en 'use'
C
Tussen 'laptop' en 'I'
D
Nee dat kan echt niet hoor mevrouw.

Slide 11 - Quiz

En wat zou dan een correcte pronoun kunnen zijn?

This is the laptop I use to do my homework on.
A
that
B
who
C
which
D
whose

Slide 12 - Quiz

Als we in deze zin nou wel een Relative Pronoun willen gebruiken, waar komt die dan?

The country he comes from is very hot.
A
Tussen 'he' en 'comes'
B
Tussen 'country' en 'he'
C
Tussen 'from' en 'is'
D
Nou, mevrouw, bij deze kan het écht niet.

Slide 13 - Quiz

En wat zou dan een correcte pronoun kunnen zijn?

The country he comes from is very hot.
A
that
B
which
C
where
D
whom

Slide 14 - Quiz

Ik weet nu wel weer wat Relative Clauses zijn.
010

Slide 15 - Sondage