Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
HV1_Zinsdelen en woordsoorten (na les 4)
Klas HV1a
Zinsdelen
&
Woordsoorten
&
Spelling
1 / 36
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
36 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Klas HV1a
Zinsdelen
&
Woordsoorten
&
Spelling
Slide 1 - Diapositive
GRAMMATICA ZINSDELEN
GRAMMATICA WOORDSOORTEN
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Onderwerp
Persoonsvorm
Bijvoeglijke naamwoorden
Lijdend voorwerp
Voornaamwoorden
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 2 - Question de remorquage
ZINSDELEN
Slide 3 - Diapositive
Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?
A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een / kahoot/ gemaakt
Slide 4 - Quiz
Hoe bepaal ik wat de zinsdelen zijn?
Slide 5 - Question ouverte
Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?
A
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te halen /voor de klas
B
Wij /lopen/ naar/ de stad/ om ijsjes/ te halen/ voor de klas
C
Wij /lopen/ naar de stad/ om/ ijsjes/ te halen voor de klas
D
Wij /lopen/ naar de stad/ om ijsjes/ te /halen /voor de klas
Slide 6 - Quiz
Waaruit bestaat een werkwoordelijk gezegde?
A
Onderwerp en persoonsvorm
B
Alle werkwoorden in een zin
C
Alleen de persoonsvorm
Slide 7 - Quiz
In welke zin staat een bwb?
A
Ik heb het raam gesloten.
B
De toets was erg moeilijk.
C
Op het dak zat gisteren een mus
Slide 8 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Er zit altijd een lv in de zin.
B
Er zit altijd een mv in de zin.
C
Er zit altijd een pv in de zin.
D
Er zit altijd een bwb in de zin.
Slide 9 - Quiz
In het gezegde zit altijd de persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
De leerlingen gingen vandaag naar school.
gingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB
Slide 11 - Quiz
De leerlingen gingen vandaag naar school.
De leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB
Slide 12 - Quiz
De leerlingen gingen vandaag naar school.
vandaag=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB
Slide 13 - Quiz
De leerlingen gingen vandaag naar school.
naar school=
A
PV
B
LV
C
O
D
BWB
Slide 14 - Quiz
De docent las een boek voor aan de leerlingen.
las=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV
Slide 15 - Quiz
De docent las een boek voor aan de leerlingen.
De docent=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV
Slide 16 - Quiz
De docent las een boek voor aan de leerlingen.
een boek=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV
Slide 17 - Quiz
De docent las een boek voor aan de leerlingen.
aan de leerlingen=
A
PV
B
LV
C
O
D
MV
Slide 18 - Quiz
Wat is de BWB in de zin:
Ik geef vandaag geld aan een goed doel
A
Ik
B
geef
C
vandaag
D
een goed doel
Slide 19 - Quiz
Wat is de BWB in de zin:
Ik geef vandaag geld aan een goed doel
A
Ik
B
geef
C
vandaag
D
een goed doel
Slide 20 - Quiz
Wat is de bwb in de zin:
Ik speel volgende week voetbal in Utrecht.
A
Ik
B
speel
C
volgende week
D
in Utrecht
Slide 21 - Quiz
Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.
Slide 22 - Carte mentale
Wat is het gezegde in de zin:
De leraar is tijdens de les niet op komen dagen.
Slide 23 - Carte mentale
Welke vraagwoorden gebruik je om de bwb te vinden?
Slide 24 - Question ouverte
WOORDSOORTEN
Slide 25 - Diapositive
Waarom willen kleine kinderen nog wel graag lezen.
willen =
A
voorzetsel
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 26 - Quiz
Waarom willen kleine kinderen nog wel graag lezen.
kleine=
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 27 - Quiz
Verliefd
De jongen is verliefd op het meisje.
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 28 - Quiz
De jongen is verliefd op het meisje.
op=
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 29 - Quiz
Heerenveen =
In Heerenveen staat een groot schaatstadion.
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord
Slide 30 - Quiz
In Heerenveen staat een groot schaatstadion.
groot=
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord
Slide 31 - Quiz
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos
Lokalen
klein
Slide 32 - Question de remorquage
Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 33 - Question ouverte
Noteer minimaal 5 voorzetsels
Slide 34 - Carte mentale
Noteer de lidwoorden
Slide 35 - Carte mentale
SPELLING
Slide 36 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Zinsdelen en woordsoorten
Décembre 2022
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Zinsdelen en woordsoorten
Juin 2022
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Zinsdelen en woordsoorten
Juillet 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Zinsdelen en woordsoorten
Octobre 2024
- Leçon avec
11 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
2 HV Grammatica (zinsdelen)
Février 2022
- Leçon avec
48 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Zinsdelen
Janvier 2022
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2
Zinsdelen en woordsoorten
Septembre 2022
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Zinsdelen en woordsoorten
Mai 2024
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2