Tekststructuur- en opmaak + tekstsoorten- en doelen + woordbetekenis

• Nederlands
• Secundair onderwijs

LES WEEK 20-24 APRIL

Tijdens deze week gaan we leren over tekststructuur- en opmaak, tekstsoorten- en doelen, woordbetekenis en een schema maken.

In de curcus gaat dit over thema 9 les 3, thema 13 les 2 en thema 14 les 3.

INSTRUCTIES

Je kan via de pijltjes                                 rechts onderaan teruggaan naar de vorige slide en verdergaan naar de volgende slide. Op deze manier kan je opnieuw een tekst lezen. 

Zie je dit symbool:                  dan klik je er op en dan hoor je mij!

Dag iedereen!

De vakantie is helaas gedaan en we moeten terug verder met de leerstof. 

In deze les gaan jullie leren op tekststructuur- en opmaak.

Je zal hier ook een kleine toets van krijgen!

SUCCES!

Wat leer ik?

* Je leert hoe een tekst eruit ziet. (tekststructuur- en opmaak)

* Je leert waarom je deze tekst leest. (tekstdoel)

* Je leert wat voor tekst je leest. (tekstsoort)

* Je leert informatie zoeken in een tekst. (gericht zoeken)

* Je gaat leren om informatie mooi in een schema te zetten. (schema)

* Je kan de betekenis van een woord vinden in de context van de tekst. (betekenis in context)

Je ziet in deze les thema 9 les 3, thema 13 les 2 en thema 14 les 3 uit het werkboek.

Even ter herhaling...

Een tekst is opgemaakt in 3 delen:

1. Inleiding: Staat in het begin van de tekst. Het geeft kort weer waarover de tekst zal gaan, maakt je nieuwsgierig, staat in een ander lettertype of in het vetgedrukt of schuin (= cursief). Zo kan je het onderscheiden van de rest van de tekst. 

        

2. Midden: Is het hoofddeel van de tekst. Vertelt alles. Is vaak ingedeeld en meerdere tussentitels. Een tussentitel wordt aangeduid door een ander lettertype of een andere kleur. 

3. Slot: Geeft een besluit of conclusie. Het vat alles samen en geeft het kort weer. Het staat op het einde van de tekst.

TUSSEN AL DEZE DELEN IS ER TELKENS EEN WITREGEL (EEN SPATIE TUSSEN DE TEKSTDELEN). DEZE WITREGEL NOEMEN WE OOK WEL EEN ALINEA.

Elke tekst heeft ook een titel (= zegt waarover de tekst zal gaan) en afbeeldingen (= maken de tekst duidelijker). Dit maakt een tekst ook aantrekkelijker.

Hoe kan je je tekst nog aantrekkelijker maken voor de lezer? --> verschillende lettertypes- en groottes.

Wat moet ik doen?

STAP 1: Lees de tekst.

STAP 2: Beantwoord de vragen.

STAP 3: Maak een schema van de tekst.

WEETJE

Je kan telkens teruggaan naar de vorige slide om de tekst opnieuw te lezen of te bekijken. Je kan de slides zoveel keer opnieuw bekijken als je zelf wil. Je kan je antwoord steeds veranderen tijdens de les. 

Dus doe je best en werk niet te snel want je hebt alle tijd van de wereld!

DEEL 1: TEKSTOPMAAK- EN STRUCTUUR

--> Ga naar de volgende slide en klik op de link. 

--> Je komt terecht op een website. 

--> Lees de tekst en bekijk de structuur en opmaak.

--> Ga daarna terug naar de slides en beantwoord de vragen.

https:

Hoeveel alinea's bevat de tekst?

Hoeveel tussentitels zijn er? Schrijf elke tussentitel hieronder en zet de in de juiste volgorde.

Waarom staan er afbeeldingen/filmpjes in deze tekst?

Welke soort vlechten zou je zelf eens willen uitproberen?

Wat is de titel van de tekst?

Waar vind ik de inleiding terug in de tekst? Schrijf de eerste en de laatste zin van de inleiding hieronder.

Is er een slot bij deze tekst? Waarom wel/niet?

Wat is het doel van deze tekst? TIP: je kan op uitleg klikken nadat je een antwoord hebt gegeven.

OPDRACHT

Maak een schema van deze tekst. Op de afbeelding zie je een voorbeeld van een schema. Maak er nu zelf ook eentje over deze tekst. Als je hiermee klaar bent, neem je een foto en stuur je die naar mij. 

TIP: Maak een tabel met de soorten vlechten die je vindt in de tekst en dan een tabel met hoe je deze vlecht moet uitvoeren.

DEEL 2: WOORDBETEKENIS IN CONTEXT

--> Bekijk het filmpje ter herhaling.

--> Lees de tekst.

--> Beantwoord de vragen.

Herhaal deze stappen elke keer als je een nieuwe tekst krijgt.

Hoe vind ik de betekenis van het woord in de tekst?

* Lees telkens de zin voor het woord en de zin na het woord. DUS NIET DE REST VAN DE TEKST.

* Zoek een synoniem (= een gelijkaardig woord).

* Herken je een deel van het woord? Bijvoorbeeld her- (= opnieuw).

* Zoek naar een omschrijving of een voorbeeld van het woord.

Woorden die aangeduid zijn: grepen en zekert.

Wat betekenen de woorden een greep en zekeren?

Waar in de tekst heb je de betekenis gevonden?

Woorden die aangeduid zijn: afgelopen, puck en intensieve

Wat is de betekenis van afgelopen? Waar heb je dit in de tekst gevonden?

Wat is de betekenis van een puck? Waar heb je dit in de tekst gevonden?

Wat is de betekenis van intensieve? Waar heb je dit in de tekst gevonden?

Woorddelen

Sommige woorden kan je ook opsplitsen in twee delen. Bijvoorbeeld hardrijden. Je herkent het woord hard en het woord rijden. Je gaat van de beide woorden apart de betekenis zoeken en die dan samenvoegen. Zo heb je ook de betekenis van het gehele woord. 

We gaan dit eens oefenen!

Het woord: STARTSEIN.
Welke twee woorden herken je en wat is de betekenis van deze twee woorden?

Het woord: FILMFESTIVAL.
Welke twee woorden herken je en wat is de betekenis van deze twee woorden?

Wat als je de betekenis niet terugvindt in de tekst?

Dan moet je het opzoeken in het woordenboek of op het internet!

Welke stappen moet je dus ondernemen?

1. Staat het in de context?

2. Herken je een deel van het woord?

3. Heb je het woord opgezocht in het woordenboek/op het internet?

DEEL 3: TEKSTSOORTEN- EN DOELEN

--> Bekijk het filmpje ter herhaling.

--> Bekijk de afbeelding.

--> Beantwoord de vragen.

Herhaal dit bij elke afbeelding. 

Wat voor tekst is dit?

Wat is het doel van deze tekst?

1. INFORMEREN
2. ONTSPANNEN
3. OVERTUIGEN
4. ONTROEREN

Wat voor tekst is dit?

Wat is het doel van deze tekst?

1. ONTSPANNEN
2. ONTROEREN
3. INFORMEREN
4. OVERTUIGEN

Wat voor tekst is dit?

Wat is het doel van deze tekst?

1. OVERTUIGEN
2. INFORMEREN
3. ONTSPANNEN
4. ONTROEREN

Wat voor tekst is dit?

Wat is het doel van deze tekst?

1. OVERTUIGEN
2. ONTSPANNEN
3. INFORMEREN
4. ONTROEREN

Hoe vond jij deze les? Slepen maar!

Reflectie

Ik vond deze les ...

HEEL LEUK

WEL LEUK

LEERZAAM

MOEILIJK

TOETS

Je zal een toets hiervan maken via Oefeningen op Smartschool.

Waar vind je deze terug?

1. Ga naar Smartschool

2. Ga naar MIJN VAKKEN

3. Klik op het vak 2HK

4. Ga naar oefeningen

5. Maak de oefening: toets tekststructuur- en opmaak + woordbetekenis + tekstsoorten- en doelen.

einde