4GTB

Hoofdletter
geen hoofdletter
antwerpen
boterbloem
buitenlands
coolcat
herfst
juni
newcastle
noorderlijk
olifant
pasen
renault
russische
tessa
west - friesland
zondag
zuidoosten
1 / 33
suivant
Slide 1: Question de remorquage
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdletter
geen hoofdletter
antwerpen
boterbloem
buitenlands
coolcat
herfst
juni
newcastle
noorderlijk
olifant
pasen
renault
russische
tessa
west - friesland
zondag
zuidoosten

Slide 1 - Question de remorquage

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 2 - Quiz

Geen hoofdletters


  • Bij namen van dagen (maandag, dinsdag, woensdag, etc.)
  • Bij namen van maanden (januari, februari, maart, etc.)
  • Bij namen van seizoenen (herfst, lente, winter, zomer)
  • Bij namen van windstreken (oost, west, zuid, noordwest, etc.)


Slide 3 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
't Is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.

Slide 4 - Quiz

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Diapositive

Hoe schrijf je:
loes van loo
A
Loes van Loo
B
Loes Van loo .

Slide 6 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot

Slide 7 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 8 - Quiz

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 9 - Diapositive

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 10 - Diapositive

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 11 - Diapositive

Hoe schrijf je:
's hertogenbosch
A
'S hertogenbosch.
B
's Hertogenbosch.

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.

Slide 13 - Quiz

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 14 - Diapositive

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 15 - Diapositive

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 16 - Diapositive

Hoe schrijf je:
ik ga met kerstmis naar groot- brittannië

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met kerstmis naar groot- Brittannië.
C
D

Slide 17 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 18 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 19 - Quiz

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 20 - Diapositive

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 21 - Diapositive

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Heilige begrippen wel een hoofdletter.
  • God
  • Bijbel
Godsdiensten en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • humanisme
  • jood

  • God
  • Bijbel

Slide 22 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
Allah
B
allah

Slide 23 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
boeddhisme
B
Boeddhisme

Slide 24 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Het is Herfst
B
Het is herfst.

Slide 25 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
kerstbal
B
Kerstbal

Slide 26 - Quiz

2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 27 - Diapositive

2: namen van personen
Is er geen voornaam of voorletter, dan krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 28 - Diapositive

3: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 29 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 30 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 31 - Quiz

Wanneer gebruik je een komma? 
Blz. 207
  1. Tussen de delen van een opsomming: Ik houd van voetbal, volleybal, tennis en korfbal
  2. Na een naam of uitroep aan het begin van de zin: Jasmijn, ligt er nog chips in de lade?
  3. In een samengestelde zin: Hoewel ik altijd loop, kan ik niet zonder fiets.
  4. Voor een voegwoord: Ik wil niet naar school fietsen, omdat het regent

Maken: opdracht 1 en 2 (blz. 30 en 31)







Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive