Les 38 (22-03)

Cours du 22 mars
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Cours du 22 mars

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen:
     - aanwijzend voornaamwoord
     - cijfers t/m 1000
  • Afsluiting
  • Les devoirs

Slide 2 - Diapositive

Presentie

Slide 3 - Diapositive

Leerstof H3

Voor de toets leer je het volgende:

- Vocabulaire A, B, E, F
- Phrases Clés C en G
- Aanwijzend voornaamwoord en pouvoir 
  en vouloir
- Getallen t/m 1000





Slide 4 - Diapositive

Paragraphe D: het aanwijzend voornaamwoord
Kijk eens mee naar de volgende 4 zinnen:
- Je cherche une nouvelle robe. Cette robe est parfaite.
- Ton jean est trop petit. Comment tu trouves ce jean?
- Tu aimes ces t-shirts bleus? Non, je préfère ces t-shirts noirs.
- Tu vois l'homme aux cheveux blonds? Qui est cet homme?

Welke regels kun jij ophalen uit deze zinnen betreffende het aanwijzend voornaamwoord ce, cette, cet en ces?

Slide 5 - Diapositive

De regels
                                                            enkelvoud                 meervoud
mannelijk                                           ce                                ces
vrouwelijk                                          cette                           ces
mannelijk stomme H of klinker    cet                              ces

Die, deze, dit of dat vertaal je dus met bovenstaande vormen. Welke vorm je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij past.

Slide 6 - Diapositive

Of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud is, kun je vaak al aflezen in de zin. Jullie hebben immers veel informatie gekregen de afgelopen maanden. Informatie die jullie verder kan helpen in de zoektocht naar het getal en het geslacht van een zelfstandig naamwoord.

Namelijk het bijvoeglijk naamwoord, het lidwoord, -e of -s achter een zelfstandg naamwoord en het bezittelijk voornaamwoord. 

Laten we ze allemaal eens bijlangs gaan op het bord.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Kijk eens mee naar de volgende zin:

- Tu connais ce joli mannequin?

Wat is het geslacht en getal van 'mannequin' in de bovenstaande zin? Geef aan waar je dit aan ziet.
  • Tu connais ce joli mannequin?

Slide 8 - Diapositive

Les nombres de 20-69
De getallen van 20 t/m 69 maak je door eerst het tiental te noemen en dan een getal van 1 - 9. 

De tientallen zijn dus als volgt:
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante

Slide 9 - Diapositive

70 t/m 100
Vanaf 70 tellen de Fransen anders dan wij gewend zijn.

70 = soixante-dix
80 = quatre-vingts
        Maar! quatre-vingt-trois (83)
90 = quatre-vingt-dix
100 = cent

Slide 10 - Diapositive

Getallen 100 t/m 1000
100 = cent
200 = deux-cents
300 = trois-cents
315 = trois cent quinze
400 = quatre-cents
468 = quatre-cent-soixante-huit
562 = cinq cent soixante - deux
etc...

Nooit S achter CENT wanneer er een getal achter komt!!
1000 = mille
6000 = six mille__________ NOOIT S

Slide 11 - Diapositive

Au travail!
Jullie gaan nu zelf aan de slag voor 30 minuten lang. je mag zelf weten waar je mee bezig gaat, maar er zijn een paar dingen die je móet doen:

- Je maakt in ieder geval 1 werkblad (cijfers / werkwoorden / aanwijz. vnw)
- Je oefent in ieder geval iets met slim stampen (wrts of quizlet). 
  Dit kan vocabulaire zijn, of grammatica.
- Doe je 2 of meer werkbladen? Dan vervalt de optie slim stampen voor je.
- Je mag ook de oefentoets maken voor je handelingsdeel.
timer
20:00

Slide 12 - Diapositive

Les devoirs
Apprendre:
- Leerstof H3

Slide 13 - Diapositive