Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
3 Basis & Kader
Hoofdstuk 1
Kun jij kopen wat je wilt?
Slide 1 - Diapositive
Economie 3 BK
Rekenen
Procenten
Omrekenen van week naar maand en anders om
Wat gaan we doen?
Slide 2 - Diapositive
Procenten
Met procenten een getal berekenen
Bij economie reken je vaak met procenten, bijvoorbeeld om korting uit te rekenen.
Hoe doe je dat dan??
Slide 3 - Diapositive
Procenten
Dit kun je doen met de verhoudingstabel.
Slide 4 - Diapositive
Voorbeeld
Je inkomen is € 840. Daarvan spaar je 15%.
Hoeveel is dat dan?
€ 126
nu nog een voorbeeld deze gaan jullie zelf eerst proberen.
Slide 5 - Diapositive
Nu jullie
Je inkomen is € 400 per maand. Hiernaast staat hoeveel procent je van je inkomen uitgeeft aan basisbehoeften, aan overige behoeften en hoeveel je spaart.
Bereken nu hoeveel geld je uitgeeft aan basisbehoeften?
252 euro
Slide 6 - Diapositive
Procenten
Bij economie moet je vaak percentages uitrekenen. Bijvoorbeeld om kortingspercentage of de rente op een lening uit te rekenen.
Van een totaalbedrag of aantal moet je dan een gedeelte in procenten uitdrukken..
Hoe doe je dat dan??
Slide 7 - Diapositive
Procenten
Slide 8 - Diapositive
Voorbeeld
De normale prijs van een tas is € 75. Je krijgt € 30 korting. Hoeveel procent is dat?
40%
Slide 9 - Diapositive
Nu jullie
Op een middelbare school voor vmbo zitten 1.100 leerlingen, verdeeld over drie leerwegen. 209 volgen de leerweg vmbo-basis.
Reken uit hoeveel procent vmbo-basis volgt?
19%
Slide 10 - Diapositive
Een verandering in procenten berekenen
Prijzen van goederen en diensten, maar ook lonen kunnen stijgen of dalen.
Een stijging in euro’s zegt nog niet zo veel.
Daarom kun je zo’n verandering beter in procenten uitdrukken.
Hoe doe je dat dan??
Slide 11 - Diapositive
Procenten
Slide 12 - Diapositive
Voorbeeld
In 2020 zitten op een middelbare school 1.200 leerlingen. In 2021 is dit gedaald naar 1.125 leerlingen.
Bereken met hoeveel procent het aantal leerlingen is gedaald. Rond je antwoord af op één decimaal.
6,3% ( 100 -93,75)
Slide 13 - Diapositive
Nu jullie
Het gezin de Vries geeft dit jaar € 3.025 uit aan boodschappen. In 2018 was dat nog € 2.750.
wat is het bij 100%
10% (110-100)
Slide 14 - Diapositive
Omrekenen van week naar maand en andersom
Weekbedrag = maandbedrag × 12 ÷ 52
Maandbedrag = weekbedrag × 52 ÷ 12
Ook hier kun je de verhoudingstabel gebruiken.
Slide 15 - Diapositive
Voorbeeld
Rayan werkt 24 uur per week in een kapperszaak. Hij verdient € 12,50 per uur.
Bereken wat hij per week verdient.
€ 12,50 × 24 = € 300 per week
Slide 16 - Diapositive
Nu jullie
Mieke verdient € 425,50 per week. Ben heeft een maandloon van € 1.725.
Laat met een berekening zien wie van hen het meeste verdient.
Per jaar:
Mieke: € 425,50 × 52 = € 22.126.
Ben: € 1.725 × 12 = € 20.700
Slide 17 - Diapositive
Nog eentje
Per kwartaal spaart Milou € 425. Haar vriend Pim spaart € 115 per maand.
Bereken voor beide hoeveel ze per week sparen.
Milou: € 425 × 4 ÷ 52 = € 32,69
Pim: € 115 × 12 ÷ 52 = € 26,54
Slide 18 - Diapositive
Zelf aan de slag
Ga naar Noordhoff online voor het maken van de opdrachten van de Rekentrainer.
Het kan zijn dat er opdrachten terug zijn gezet kijk hier even naar!!!!