H4 par. 3 Verspreiding van het Christendom

De tijd van monniken en ridders
H4. Boeren, monniken en ridders
par. 4.3 Leven op het platteland



1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

De tijd van monniken en ridders
H4. Boeren, monniken en ridders
par. 4.3 Leven op het platteland



Slide 1 - Diapositive

middeleeuwen 500 - 1500
  • vroege middeleeuwen 500 - 1000
  • late middeleeuwen 1000 - 1500
  • Dit hoofdstuk = vroege middeleeuwen
  • Tijdvak monniken en ridders
  • Periode: middeleeuwen

Slide 2 - Diapositive

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 3 - Diapositive

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 4 - Diapositive

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Diapositive

Invalshoeken
  • cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 6 - Diapositive

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Bevat de bron vooral feiten (hoe meer feiten, hoe betrouwbaarder) of ook meningen?

• Wat weet je over de maker van de bron: afkomst, beroep, godsdienst, politieke ideeën, sociale laag?



Slide 7 - Diapositive

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Leefde de maker in de tijd waar de bron over gaat (ooggetuige verslag = betrouwbaarst)? Of leefde de maker veel later (=minder betrouwbaar: maker kan dingen vergeten zijn)?

• Is de maker misschien partijdig?


Slide 8 - Diapositive

Continuïteit en verandering
  • Continuïteit: dingen blijven (langere tijd) hetzelfde.

  • Verandering: wanneer dingen anders worden.

Slide 9 - Diapositive

Kenmerkende aspecten H4
9. Hofstelsel en horigheid 
10. Feodalisme 
11. Verspreiding van het Christendom 
12. Ontstaan van de Islam 

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom zich in de vroege middeleeuwen in West-Europa verspreidde.
  • Je kunt uitleggen dat het christendom voor mensen in de middeleeuwen erg belangrijk was.
  • Je kunt uitleggen wat een stand is en de drie standen in de middeleeuwse samenleving noemen.

Slide 11 - Diapositive

Germaanse goden
  • Rond 500 geloofden veel mensen in het gebied van de Friezen en het huidige  Duitsland in Germaanse goden:
  • Bijv. Donar & Freya
  • Natuurgoden.
  • Vereren van stenen, heilige bomen                                                  en bronnen.
  • Christenen noemden deze mensen heidenen

Slide 12 - Diapositive

Heidenen
  • Frankische koningen en geestelijken vonden dat deze heidenen bekeerd moesten worden.
  • Ze probeerden Noord-Nederland en Duitsland te veroveren.

Slide 13 - Diapositive

Bekeren
  • Waar dat lukte, stichtten monniken als Bonifatius en Willibrord kloosters.

Slide 14 - Diapositive

Kloosters
  • Monniken en nonnen leefden hier afgescheiden van de buitenwereld.
  • Leven in dienst van het geloof stellen.
  • Schreven boeken over, zorgden voor zieken.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Kloosters
  • Vanuit de kloosters verspreidden sommige monniken het christendom.
  • Zij worden missionarissen genoemd.

Slide 17 - Diapositive

  • Monniken kregen op hun tochten om mensen te bekeren hulp en bescherming van Frankische koningen, bijv. Koning Pepijn hielp Bonifatius.
  • Geestelijken hielpen de Frankische koningen met het bestuur.

Slide 18 - Diapositive

0

Slide 19 - Vidéo

0

Slide 20 - Vidéo

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 21 - Diapositive

  • De kerk verbood heidense gebruiken en feesten, maar zonder succes. 
  • Om de overgang naar het nieuwe geloof wat makkelijk te maken bedachten priesters iets slims.
  • Ze koppelde de heidense feesten aan belangrijke christelijke gebeurtenissen.

Slide 22 - Diapositive

Midwinterfeest werd Kerstmis
Germanen vierden het midwinterfeest: 
De Germanen maakten licht en versieren bomen om te zorgen dat de lente terug zou komen. 
De kerk maakte daar het kerstfeest van. 
Om de geboorte van Jezus te vieren.  

Slide 23 - Diapositive

Lentefeest werd Pasen
De Germanen hadden een Lentefeest: 
Grote vuren om de winter te verdrijven. 
De christenen maakten hier het Paasfeest van. 
Hierbij werd gevierd dat Jezus was opgestaan uit de dood.  

Slide 24 - Diapositive

0

Slide 25 - Vidéo

Invloed op dagelijks leven
  • Geloof speelde een steeds grotere rol in het dagelijks leven.
  • Elk dorp of domein had een kerk en een priester.
  • De priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels: dopen & trouwen in de kerk.
  • Elke zondag gingen christenen naar de kerk.
  • In de grond van de kerk werden doden begraven.
  • Op zon- en feestdagen hoefde je niet te werken.

Slide 26 - Diapositive

Hemel & de hel
  • Als je je aan de regels van de kerk hield, zou je na de dood in de hemel komen.
  • Als je slecht leefde, moest je eeuwig branden in de hel.
  • Mensen waren bang om in de hel te komen en luisterden daarom goed naar de geestelijken.
  • Alleen geestelijken hadden immers contact met god.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Standensamenleving
  • Ieder had zijn eigen plek en taak
  • 1. Geestelijken
  • 2. Adel
  • 3. Boeren

Slide 29 - Diapositive

Standensamenleving
  • Geestelijkheid bidden voor de mensen.
  • Edelen beschermen geestelijken en boeren.
  • Boeren bewerkten het land en zorgden voor voedsel

Slide 30 - Diapositive

Wisselen van stand?
  • Werd je geboren als edelman, dan bleef je edelman en waren je kinderen ook van adel.
  • Een boer kon dus geen edelman worden.
  • Wel kon je als boer geestelijke worden, namelijk een lage geestelijke: bijv. monnik, non.
  • Als edelman werd je een hoge geestelijke: bijv. bisschop.

Slide 31 - Diapositive

Bedenk waarom Frankische koningen hulp en bescherming gaven aan monniken die Germanen probeerden te bekeren.
timer
1:00

Slide 32 - Question ouverte

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 33 - Quiz

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
timer
0:20
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 34 - Quiz

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
timer
0:20
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 35 - Quiz

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 36 - Question de remorquage