Hoofdstuk 5 Paragraaf 3

Weerstand
Hoofdstuk 5
Paragraaf 3
HAVO VWO 3
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Weerstand
Hoofdstuk 5
Paragraaf 3
HAVO VWO 3

Slide 1 - Diapositive

Herhalingsvragen 
Paragraaf 1 en 2

Slide 2 - Diapositive

Hieke wil een schakeling bouwen met twee lampjes en een schakelaar. Door het sluiten van de schakelaar moet één van de twee lampjes uit gaan. Teken de schakeling die Hieke moet maken

Slide 3 - Question ouverte

Teken een schakeling, waarin twee weerstanden van 150 ohm parallel met elkaar in verbinding staan.
De weerstanden worden aangesloten op een gelijkspanningsbron van 100 Volt. Om de totale spanning en de totale stroom te kunnen meten zijn ook een Voltmeter en een Ampèremeter in de schakeling opgenomen.

Slide 4 - Question ouverte

Bereken het vermogen van een een boormachine die aangesloten staat op het lichtnet (230 v). De stroom door de boormachine is 15 mA.

Slide 5 - Question ouverte

Een schuur is in de meterkast gezekerd (netspanning) met een stop van 16A. Hoeveel lampen van 150 Watt kunnen er tegelijk branden (zonder dat de stop doorbrand).

Slide 6 - Question ouverte

Leerdoelen
  1. Je uitleggen waarom weerstand belangrijk is in elektrische schakelingen
  2. Je kan uitleggen wat geleiders en isolatoren zijn
  3. Je kan de wet van Ohm toepassen en herschrijven

Slide 7 - Diapositive

Welke drie dingen zijn er nodig om een elektrische stroom te laten lopen?

Slide 8 - Carte mentale

Elektrische stroom
Er zijn 3 dingen nodig voor een elektrische stroom om te lopen (herhaling)
  1. Een spanningsbron (§2)
  2. Een gesloten stroomkring (§2)
  3. Een energie gebruiker

In deze paragraaf leer je waarom een energieverbruiker nodig is

Slide 9 - Diapositive

Stroomkring zonder energieverbruiker

  • De – pool van spanningsbronnen willen graag elektronen kwijt
  • De + pool van spanningsbronnen trekken elektronen juist aan

  • Wanneer er een geleidende verbinding is (bv. via stroomdraad) gaan de elektronen bewegen
  • Wanneer de elektronen NIET gehinderd worden, zullen ALLE elektronen tegelijkertijd in beweging komen (Ampère schiet tot extreme hoogtes)
  • Dit noemen we kortsluiting: De temperatuur van de draden wordt ZEER hoog


Slide 10 - Diapositive

Weerstand
De elektronen moeten gehinderd worden om kortsluiting tegen te gaan


Weerstand: De mate waarin elektronen gehinderd worden om door een voorwerp te stromen
  • Alle energiegebruikers hebben weerstand
  • Er zijn ook kleine ‘apparaatjes’ die alleen maar weerstand geven en verder niks doen (zie afbeelding)


Slide 11 - Diapositive

Weinig en veel weerstand 
Geleiders:
  • Geleiders hebben een lage weerstand
  • Hoe lager de weerstand, hoe beter elektronen zich kunnen bewegen
  • Vooral metalen zijn goede geleiders, elektronen kunnen zich ‘vrij’ bewegen door metalen

Isolators:
  • Isolators hebben een hoge weerstand
  • Hoe hoger de weerstand, hoe meer elektronen gehinderd worden
  • Plastic, glas en hout hebben zeer hoge weerstand. Ook het menselijke lichaam heeft een redelijk hoge weerstand

Slide 12 - Diapositive

Weerstand in stroomdraad

Stroomdraad is meestal van koper, koper geleidt zeer goed
  • Hoe langer de kabel, hoe hoger de weerstand (de elektronen moeten een grotere afstand afleggen)
  • Hoe dikker de kabel, hoe lager de weerstand (de elektronen hebben meer ruimte om zich te bewegen)

Voorbeeld:
Draad 1 is dikker dan draad 2 en heeft daarom een lagere weerstand


Slide 13 - Diapositive

Weerstand berekenen
Het verband tussen weerstand, spanning en stroom noemen we de Wet van Ohm
R = U / I

  • R = weerstand in Ohm (Ω)
  • U = spanning in Volt (V)
  • I = stroom in Ampère (A)


Slide 14 - Diapositive

overzicht grootheden, eenheden en formules 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Herhalingsvragen 
Paragraaf 3

Slide 17 - Diapositive

Let uit waarom een energiegebruiker belangrijk is in een elektrische schakeling?

Slide 18 - Question ouverte

Een lamp heeft een spanning van 20 V en een stroom van 0,5 A. Hoe groot is de weerstand van de lamp?

Slide 19 - Question ouverte

Een wasmachine heeft een weerstand van 40 Ω en een stroom van 5,75 A. Kan deze wasmachine op het lichtnet? (Lichtnet = 230 V)

Slide 20 - Question ouverte

Huiswerk paragraaf 3

Slide 21 - Diapositive