Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Perspectief betekent: Gezichtspunt.
Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.
Er zijn 3 soorten perspectief:
Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.
bijvoorbeeld:
Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.
Bijvoorbeeld:
Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen.
Deze verteller vertelt het verhaal, maar heeft hier zelf geen rol in. Het verschil met het hij/zij-perspectief zit hierin dat de alwetende verteller vanaf het begin het hele verhaal al kent. De verteller weet niet alleen wat de hoofdpersoon doet en denkt, maar ook wat er op andere plekken, op andere momenten en met anderen personages gebeurt. De verteller is 'Alwetend'.
Bijvoorbeeld:
"Wat Pieter niet wist, terwijl hij aan de stoeptegels vastgevroren naar het vreemde object stond te staren, was dat nog geen vijf minuten daarvoor een ander op die plaats iets verloren was. Een groen, pulserend en zeer gevaarlijk voorwerp. Een voorwerp in paniek meegenomen uit het laboratorium toen daar de hel losbarstte. Toen dokter Hogenstijn zijn creatie niet langer de baas was en zijn collega's met een scalpel te lijf ging."
Een verhaal speelt zich af op een bepaalde locatie, plaats .
Dit kan er 1 zijn, maar er kunnen ook meer plekken zijn waar het verhaal zich afspeelt.
Niet alleen de ruimte is van belang, maar ook de tijd.
Je kunt het hebben over
Een verhaal noem je chronologisch :
als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de tijdsvolgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hebben afgespeeld.
Een verhaal noem je niet-chronologisch:
als de tekst niet in de goede volgorde van tijd wordt verteld. Je leest dan over dingen die eerder zijn gebeurd dan wat je op dat moment leest.
Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal.
Bijvoorbeeld:
"Twaalf jaar geleden is dokter Hogenstijn met een experimenteel onderzoek begonnen in opdracht van de regering. Het was een onderzoek naar DNA-manipulatie. Het doel was het integreren van gemodificeerd DNA-materiaal en computerhardware. Kunstmatige intelligentie. Nu, na twaalf jaar is dit doel bereikt. Dokter Hogenstijn heeft een monster geschapen."