Procenten mavo 2

Welkom bij economie
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij economie

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Wat zijn procenten?
- Uitleg
- Opgaven maken
- Uitleg 
- Opgaven maken
- Opgaven bespreken
- Herhaling

Slide 2 - Diapositive

Procenten

Slide 3 - Diapositive

Waar kom jij
percentages tegen?
& wat zijn procenten?

Slide 4 - Carte mentale

Met procenten rekenen
- Hoeveel is 100% ?
- Terug rekenen naar 1%
- Keer het aantal procent

Slide 5 - Diapositive

Formule:
   Aantal        
                               ---------------- x percentage
  100

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld:
Jorn heeft €30 zakgeld per maand, 35% hiervan geeft hij uit aan eten bij de Jumbo.

Hoeveel euro geeft hij uit bij de Jumbo aan eten?

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld:
Jorn heeft €30 zakgeld per maand, 35% hiervan geeft hij uit aan eten bij de Jumbo.

Wat is 100%? --> €30

We willen weten wat 35% is van €30.

Slide 8 - Diapositive



Invullen in de formule:

€30
-----  x 35% = €10,50
100%


Verhoudingstabel:

€30      |     €0,30    |     €10,50
------------------------------
100%   |     1%          |     35%

Slide 9 - Diapositive

Meike heeft 15 paar schoenen, 60% van de schoenen zijn sneakers. Hoeveel sneakers heeft ze?
A
25 sneakers
B
6 sneakers
C
15 sneakers
D
9 sneakers

Slide 10 - Quiz

Melvin heeft €80, 15% gebruikt hij om zijn telefoonabonnement te betalen.
Hoe duur is het abonnement?
A
€12
B
€68
C
€75
D
€15

Slide 11 - Quiz

Voorbeeld:
Kevin koopt een broek van € 70, maar hij krijgt 25% korting. Hoeveel moet hij betalen? 

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld:
Kevin koopt een broek van € 70, maar hij krijgt 25% korting. Hoeveel moet hij betalen? 

1. Hoeveel is 100%?
2. Hoeveel is 1%?
3. Hoeveel is 25%?
4. Hoeveel moet hij betalen?

Slide 13 - Diapositive

Kevin koopt een broek van € 70, maar hij krijgt 25% korting. Hoeveel moet hij betalen? 
  1.  Hoeveel is 100%?  -> €70
  2.  Hoeveel is 1%? -> €0,70
  3.  Hoeveel is 25%? -> €17,50
  4.  Hoeveel moet hij betalen? -> €70 - €17,50 = €52,50

Slide 14 - Diapositive

Opdrachten maken
Maak van de pagina opdracht 1 tot en met 18. 
15 minuten de tijd, schrijf ook de berekening op.

Slide 15 - Diapositive

Percentage berekenen
Formule:

Deel/geheel * 100

Slide 16 - Diapositive

1. Wat is het deel?
2. Wat is het geheel?

Slide 17 - Diapositive

Opdarchten maken
Opdracht 1 tot en met 15.
15 minuten de tijd, schrijf je berekening op.

Slide 18 - Diapositive

Bespreken opgaven

Slide 19 - Diapositive

Hoeveel is 19% van € 42?
A
8,0%
B
0,42%
C
7,9%
D
42%

Slide 20 - Quiz

Daan krijgt 23% meer zakgeld, hij kreeg eerst € 4,50 per week. Hoeveel krijgt hij nu?

A
€0,45
B
€5,53
C
€1,04
D
€5,54

Slide 21 - Quiz

In 2017 zaten er 30 leerlingen in de klas. Het aantal is afgenomen met 20%, hoeveel leerlingen zitten er nu in de klas?
A
6
B
24
C
36
D
30

Slide 22 - Quiz