Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Hoofdstuk 7 - Relaties
Relaties
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Oefenen met meerkeuzevragen voor de toets. Bonuspunt voor de toets de verdienen dus doe je best!
Slide 2 - Diapositive
Je noemt mensen sociale wezens omdat ze:
A
economische bindingen met elkaar hebben
B
bijna niet zonder contact met andere mensen kunnen
C
verplichtingen naar elkaar hebben
D
met elkaar zakelijke relaties aangaan
Slide 3 - Quiz
Waarom zijn relaties tussen mensen belangrijk voor de samenleving?
A
Ze versterken de economie
B
Ze versterken de sociale cohesie
C
Ze versterken de groepsdruk
D
Ze versterken de sociale mobiliteit
Slide 4 - Quiz
Een persoonlijke relatie heeft het meest te maken met:
A
afspraken
B
verplichtingen
C
taken en bevoegdheden
D
vriendschap en liefde
Slide 5 - Quiz
Wanneer een man voor het bedrijf van zijn vrouw werkt, is er sprake van:
A
alleen een persoonlijke relatie
B
alleen een zakelijke relatie
C
een zakelijke en een persoonlijke relatie
D
een dubbele moraal
Slide 6 - Quiz
Welke relatie is vooral functioneel?
A
Neshantini is verloofd met Jerry
B
Frits heeft ruzie met zijn vriend Ruben
C
Faye koopt een fiets van Sandra
D
Debby gaat op bezoek bij haar oma
Slide 7 - Quiz
Wat betekende de vrouwenemancipatie voor veel mannen met een gezin?
A
Ze moesten meer gaan verdienen
B
Ze gingen langer buitenshuis werken.
C
Ze gingen zich meer met het gezin en het huishouden bemoeien
D
Ze waren geen kostwinner meer
Slide 8 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. In persoonlijke relaties bestaan soms machtsverschillen.
2. Op het werk zijn de zakelijke relaties gebaseerd op afspraken en verplichtingen.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 9 - Quiz
Als iemand iets met jou doet waardoor je je onveilig voelt, noemen we dat:
A
#MeToo
B
een dubbele moraal
C
een maatschappelijk probleem
D
grensoverschrijdend gedrag
Slide 10 - Quiz
Is het gedrag in de voorbeelden grensoverschrijdend? 1. Een klasgenoot maakt steeds grapjes over Denises huidskleur. 2. Een klasgenootje kietelt Richard steeds, ook al vraagt hij steeds om hiermee te stoppen.
A
Alleen 1 is grensoverschrijdend gedrag
B
Alleen 2 is grensoverschrijdend gedrag
C
1 en 2 zijn beide grensoverschrijdend
D
1 en 2 zijn geen van beide grensoverschrijdend
Slide 11 - Quiz
Welke uitspraak is onjuist?
A
De seksuele moraal bepaalt of iets seksuele intimidatie is
B
seksuele intimidatie is altijd een vorm van misbruik
C
Seksuele intimidatie is altijd een vorm van seksueel geweld
D
Seksuele intimidatie is altijd grensoverschrijdend gedrag
Slide 12 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Vrouwen hebben vaker te maken met ongewenst seksueel gedrag dan mannen. 2. Mannen zijn bij gevallen van seksueel geweld altijd de dader.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist
Slide 13 - Quiz
……………………………. Dit hoort bij de dominante Nederlandse seksuele moraal. Welke zin is wegelaten?
A
Homo’s mogen niet met elkaar trouwen
B
Je bent trouw aan je partner
C
Seks is alleen voor getrouwde partners
D
Seks is niet belangrijk in een liefdes-relatie
Slide 14 - Quiz
In Nederland speelt vanaf 1960 de individualisering een belangrijke rol. Individualisering wil zeggen dat iemand:
A
gezien wil worden als een zelfstandig individu
B
economisch afhankelijk is
C
veel zakelijke relaties heeft
D
een samenlevingscontract heeft afgesloten
Slide 15 - Quiz
Er zijn veel eenoudergezinnen. Deze gezinnen zijn vaak het gevolg van:
A
een echtscheiding
B
alimentatie
C
een latrelatie
D
emancipatie
Slide 16 - Quiz
Bij een eenoudergezin:
A
zijn de kinderen geadopteerd
B
woont een kind vaak deels bij de ene en deels bij de andere ouder
C
is er sprake van individualisering
D
regelt Bureau Jeugdzorg een pleeggezin
Slide 17 - Quiz
Als twee mensen met elkaar trouwen dan:
A
krijgt alleen de man er veel plichten bij
B
is dat alleen maar om te laten zien dat ze van elkaar houden
C
verwisselen ze een zakelijke voor een persoonlijke relatie
D
krijgen beiden er rechten en plichten bij
Slide 18 - Quiz
Wie is volgens de wet verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de kinderen?
A
De vader
B
De moeder
C
Beide partners
D
De overheid
Slide 19 - Quiz
Kan een meisje van 16 jaar trouwen?
A
Ja, maar ze moet dan wel toestemming hebben van haar ouders
B
Ja, maar dan moet de jongen wel meerderjarig zijn
C
Ja, maar alleen met een familielid
D
Nee, want ze is minderjarig
Slide 20 - Quiz
Welke van de onderstaande begrippen lijkt het meest op een huwelijkscontract?
A
een geregistreerd partnerschap
B
een ritueel
C
een samenlevingscontract
D
een verloving
Slide 21 - Quiz
Welke situatie hoort bij het burgerlijk recht?
A
Een buurman heeft een relatie met zijn buurvrouw
B
Een werknemer wil een hoger salaris
C
Een man wordt verdacht van diefstal
D
Twee buren ruziën over van wie de heg is
Slide 22 - Quiz
Twee mensen kunnen hun conflict niet oplossen, maar ze willen niet naar de rechter. Wat kunnen ze doen om er toch uit te komen?
A
Een contract afsluiten
B
Naar een mediator gaan
C
Zich erbij neerleggen
D
Zich ziekmelden
Slide 23 - Quiz
Welke uitspraak past bij trouwen op huwelijkse voorwaarden?
A
Je deelt wel elkaars bezittingen, maar niet elkaars schulden
B
De bezittingen zijn van beide partners
C
Je laat vastleggen wat van wie is
D
Je krijgt bij echtscheiding ieder de helft
Slide 24 - Quiz
Ouderlijk gezag houdt in dat de ouders hun kinderen
A
toestemming moeten geven om te trouwen tot ze 21 jaar zijn
B
moeten verzorgen en opvoeden
C
tot hun 23e jaar moeten onderhouden
D
volgens de wet vrij moeten laten in hun beslissingen
Slide 25 - Quiz
Als een kind 18 jaar wordt, hebben de ouders:
A
geen verplichtingen meer naar hun kind
B
alleen nog het recht om te bepalen hoe hun kind zijn geld uitgeeft
C
de plicht de kosten van hun kind tot zijn 21e te betalen
D
alleen nog het recht om het huwelijk van hun kind tegen te houden
Slide 26 - Quiz
Afsluiting
Heb je goed opgelet? Deze vragen komen terug op de toets! Succes met leren van Hst 7.