2.1 Politiek en burgerschap in de Griekse wereld

Tijd van de Grieken en Romeinen
3000 v. chr. - 500 na chr.
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Tijd van de Grieken en Romeinen
3000 v. chr. - 500 na chr.

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je al van
de Griekse Oudheid?

Slide 2 - Carte mentale


Slide 3 - Question ouverte


Slide 4 - Question ouverte


Slide 5 - Question ouverte


Slide 6 - Question ouverte


Slide 7 - Question ouverte

2.1 Politiek en burgerschap in de Griekse wereld

Slide 8 - Diapositive

Overzicht - 2.1 politiek en burgerschap in de Griekse wereld 
Doel:  aan het eind van de paragraaf kun je:

1 uitleggen dat de Griekse wereld op bestuurlijk gebied verdeeld was, maar op cultureel gebied verenigd.
2 vier bestuursvormen die in Griekenland voorkwamen, noemen, beschrijven en herkennen.
3 beschrijven wat het burgerschap in de Atheense democratie inhield.
4 uitleggen hoe de Griekse stadstaten hun zelfstandigheid verloren.

KA = De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

Slide 9 - Diapositive

Waarom is de Griekse oudheid belangrijk?
- Athene als 'geboorteplaats' van de democratie 
- Discussie over bestuur, burgerschap , geloof & wetenschap
- Expansiedrift en oorlogen
- Een teken van moderniteit!

Slide 10 - Diapositive

Kan je het hebben over 'één Griekenland' ? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Question ouverte

"De Griekse wereld"
  • Polis (poleis)
  • Eenheid versus verdeeldheid ( cultuur versus bestuur)
  • Groei --> koloniën; zo verspreiding van de cultuur

Slide 12 - Diapositive

democratie
aristocratie
monarchie
tyrannie
bestuur van de 'besten'
bestuur door alleenheerser
(die de macht gegrepen heeft)
bestuur door 'het volk' 
bestuur door een koning 

Slide 13 - Question de remorquage

Bestuursvormen
Politiek komt van het woord polis
  • Monarchie: staat met één leider via erfopvolging (mono = één)
  • Aristocratie: regering van de "besten" (adel) --> aanspraak op burgerschap
  • Tirannie: staat met één leider die de macht met geweld greep
  • Democratie: regering van burgers (Athene) (demos = volk)
  • --> combinatie kan heel goed!
alleen mannen met burgerschap mochten meebesturen;
géén vrouwen, vreemdelingen, slaven (& kinderen)

Slide 14 - Diapositive

Inspraak in het bestuur hing  samen de rol in de verdediging van de stadstaat;
van koning, naar adel, naar inwoners met burgerschap
Onvrede? Dan kon een tiran een poging wagen..

Slide 15 - Diapositive

Iedereen in Nederland mag stemmen voor de Tweede Kamer verkiezingen
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 16 - Quiz

Alleen mensen met een hoog salaris mogen stemmen
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 17 - Quiz

De Tweede Kamer wordt opgeheven en de koning krijgt het voor het zeggen
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 18 - Quiz

Mark Rutte is klaar met Koning Willem-Alexander, laat hem ombrengen en neemt zijn plek in
A
Monarchie
B
Tirannie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 19 - Quiz

Is het verloten van bestuurlijke functies democratisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Zou iemand die een bedreiging voor de democratie vormt voor een periode van 10 jaar verbannen moeten worden?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Atheense democratie
  • Burgerschap: Atheens man
  • Belangrijke functies door loting verdeeld ( bijv. Raad van 500)
  • Directe democratie
  • Ostracisme = schervengericht Wie een bedreiging voor het machtsevenwicht vormde kon worden weggstemd

Slide 22 - Diapositive

Thucydides, De Peloponnesische oorlog
Onze staatsvorm heeft democratie, omdat ze niet in handen is van een kleine groep, maar van de meerderheid. In de wetgeving geldt bij een conflict gelijk recht voor iedereen. Iemands positie in de staat? De vraag hoe iemand een functie het beste kan uitoefenen? Dat wordt niet bepaald door afkomst, maar door capaciteiten. Als iemand arm is en hij kan de stad van dienst zijn, dan wordt hij daarin niet gehinderd door zijn lage positie in de maatschappij.

--> wat vindt hij? 

Slide 23 - Diapositive

Plato, Protagoras
Wanneer wij in de volksvergadering samenkomen en er staan bouwactiviteiten op de agenda, dan vragen we architecten om advies, bij scheepsbouw halen we er scheepsbouwers bij en hetzelfde geldt voor andere projecten. Maar als er gediscussieerd wordt over het politieke beleid van de stad, dan mag iedereen zijn zegje doen: timmerlui, smeden, leerbewerkers, matrozen, arm en rijk, van goede of slechte komaf.

--> wat vindt hij?

Slide 24 - Diapositive

Met wie ben jij het meer eens, Thucydides of Plato? Leg uit waarom.

Slide 25 - Question ouverte

Einde van zelfstandigheid
  • Ionische opstand
  • Perzische oorlog --> 'vrije Griekse burger'
  • Peloponnesische oorlog (431-404 v.C.)
  • Philippos en Alexander de Grote van Macedonie (338 v.C.)
  • Hellenisme = verspreiding van de Griekse cultuur

Slide 26 - Diapositive

Iemand schreef ooit: de trots der Grieken dreef hun naar hun ondergang. Leg deze opmerking uit

Slide 27 - Question ouverte

Vind je de Atheense democratie modern? Geef minimaal één antwoord voor en één antwoord tegen.

Slide 28 - Question ouverte

Slide 29 - Vidéo

Slide 30 - Vidéo

Wat:

- maak opdracht 2, 4, 6 en 7 van paragraaf 2.1
Aan de slag

Slide 31 - Diapositive