Introductie belastingen

2.4 Heeft de overheid invloed?
Kijk goed naar het filmpje: na het filmpje volgt een kwis met vragen over het filmpje. 
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2.4 Heeft de overheid invloed?
Kijk goed naar het filmpje: na het filmpje volgt een kwis met vragen over het filmpje. 

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn de Staten Generaal?
A
1e kamer
B
2e kamer
C
1e + 2e kamer
D
De generalen uit het leger

Slide 2 - Quiz

Wie schrijft de Troonrede?
A
Koning
B
Koningin
C
Minister-President
D
Niemand

Slide 3 - Quiz

Wie leest de troonrede voor?
A
Minister-president
B
Minister van financiën
C
Minister van geldzaken
D
De koning

Slide 4 - Quiz

Wat is de troonrede?
A
Plannen van de regering voor het komende jaar
B
Evalueren van het afgelopen jaar
C
Een gedicht van de koning
D
De eerste en tweede kamer

Slide 5 - Quiz

De rijksbegroting wordt aangeboden door...
A
de koning
B
de minister-president
C
de minister van Financiën

Slide 6 - Quiz


Wat staat er in de rijksbegroting?
A
de inkomsten en uitgaven van de overheid
B
wat er in de koffer zit
C
alleen de inkomsten van de overheid
D
alleen de uitgaven van de overheid

Slide 7 - Quiz

Wat zit er in het koffertje?
A
Algemene beschouwingen
B
Miljoenennota & Rijksbegroting
C
Miljoenennota & Troonrede
D
Rijksbegroting & Troonrede

Slide 8 - Quiz

directe en indirecte belastingen
directe belastingen
Belastingen die op naam staan. Dus de naam van een persoon of een bedrijf. Oftewel: degene die de belasting betaalt is bekend bij de belastingdienst. Bijvoorbeeld inkomstenbelasting &  vennootschapsbelasting. 

indirecte belastingen
Belastingen die niet op naam staan. Oftewel: degene die de belasting betaalt is niet bekend bij de belastingdienst. Bijvoorbeeld btw en accijns. 

Slide 9 - Diapositive

Een ander woord voor indirecte belastingen is kostprijsverhogende belastingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Zijn kostprijsverhogende belastingen directe belastingen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Welke belasting is een directe belasting?
A
BTW
B
inkomstenbelasting
C
accijns
D
vlaktaks

Slide 12 - Quiz

Belastingen op inkomsten. Bij welke belastingen horen die?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 13 - Quiz

Welke van de onderstaande belastingen zijn kostprijsverhogende belastingen?
A
Inkomstenbelasting
B
BTW
C
Accijns
D
Vennootschaps-belasting

Slide 14 - Quiz

Wat is geen belasting?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Subsidie
D
Accijns

Slide 15 - Quiz

Welke van de volgende belastingen zijn indirecte belastingen?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Hondenbelasting
C
Belasting Toegevoegde Waarde
D
Inkomstenbelasting

Slide 16 - Quiz

progressieve belasting
Naarmate je meer verdiend (je krijgt meer taarten) betaal je over het extra stuk taart een groter deel aan belasting. Elke taart wordt ook een belastingschijf genoemd. 

Oftewel: hoe meer je verdiend, hoe hoger het belastingpercentage. 
Dit heet een progressief belastingstelsel

Slide 17 - Diapositive

Doordat mensen met een hoger inkomen een groter deel van hun inkomen aan belasting betalen, worden de verschillen tussen inkomens na belasting kleiner.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Welk belastingstelsel hoort bij de belastingschijven?
A
Proportioneel belastingstelsel
B
Degressieve belastingstelsel
C
Progressieve belastingheffing

Slide 19 - Quiz

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 20 - Quiz

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 21 - Quiz

is verkoopprijs inclusief btw of exclusief btw?
A
inclusief
B
exclusief

Slide 22 - Quiz

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 23 - Quiz

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 24 - Quiz

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 25 - Quiz

accijns wordt geheven over
A
alcohol
B
paspoort
C
zonnepanelen
D
onderwijs

Slide 26 - Quiz

Accijns gaat naar
A
De gemeente
B
De provincie
C
Het rijk

Slide 27 - Quiz

Accijns noem je ....
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting

Slide 28 - Quiz

De belangrijkste doelstelling van een accijns is dat de ...
A
prijs stijgt
B
hoeveelheid daalt
C
winst daalt
D
overheidsinkomsten stijgen

Slide 29 - Quiz

Waarop zit geen accijns?
A
Alcohol
B
Brandstof
C
Tabak
D
Voedsel

Slide 30 - Quiz

Wie betaalt de accijns
A
producent
B
producent en consument
C
consument
D
overheid

Slide 31 - Quiz

In een krantenartikel staat dat de accijns op tabak wordt verhoogd.
Wat is accijns?
A
een soort loonbelasting
B
Een prijsverhoging voor meer winst
C
een extra belasting op ongezonde producten
D
Dat is de korting op een pakje sigaretten

Slide 32 - Quiz

Wat is de top-3 overheidsuitgaven?
A
1. zorg, 2. sociale zekerheid, 3. onderwijs
B
1. sociale zekerheid, 2. zorg, 3. onderwijs
C
1. onderwijs, 2. zorg, 3. sociale zekerheid

Slide 33 - Quiz