BS 2: Voedselproductie MAX

BS 2 Voedselproductie
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

BS 2 Voedselproductie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
* Je kunt manieren noemen om een grotere productie van 
   voedsel te verkrijgen.

* Je kunt beschrijven hoe veredeling en DNA-technieken 
   worden gebruikt om de voedselproductie te vergroten.

Slide 2 - Diapositive

3 soorten landbouw
1. Akkerbouw -> planten
2. Tuinbouw -> Delicatere 
     planten, vaak fruit. 
3. Veeteelt-> landbouw-
     huisdieren
Er is steeds meer voedsel nodig.

Slide 3 - Diapositive

Monocultuur
Monocultuur is een grote akker met één soort gewas. 
Voordelen: Snel en makkelijk de bodem bewerken en oogsten. Hierdoor een  hoge voedselopbrengst en lage prijzen.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Plaag
Een nadeel van monoculturen is dat er een grotere kans is op plagen
Ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën, schimmels en insecten kunnen zich  sneller verspreiden.  
Er zijn daarom chemische en biologische bestrijdingsmiddelen om planten te beschermen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Bemesting
* Uitputting van de grond door monocultuur. De stoffen, zoals nitraat en  
   fosfaat die de plant nodig heeft verdwijnen uit de bodem.
* Door bemesting worden mineralen aangevuld. Stalmest bestaat uit 
   uitwerpselen en urine van landbouwhuisdieren en bevat ammoniak. 
* Reducenten breken de mest af waardoor mineralen vrijkomen, zoals 
   stikstof. 

Slide 8 - Diapositive

Nadelen bemesting
* Productie en transport  van kunstmest kosten veel energie 
* Er treedt verzuring en vermesting op doordat niet alle 
   mineralen worden opgenomen. 
* Door verzuring worden bomen, planten en waterdieren 
   vatbaarder voor ziekten. 
   Bij vermesting komen er te veel mineralen in het oppervlaktewater
* Het biologisch evenwicht raakt verstoord.

Slide 9 - Diapositive

Bodembewerking
Door ploegen en eggen komt er meer zuurstof in de bodem voor de reducenten
Ook kunnen planten dan water en mineralen beter opnemen en de plantenwortels kunnen beter in de bodem doordringen. 

Sommige akkerbouwers doen
dit niet om het bodemleven
niet te verstoren. Dat noem je
niet-kerende grondbewerking.

Slide 10 - Diapositive

Verhogen voedselproductie
* De voedselproductie wordt hoger door gebruik te maken van       voedingsgewassen met gunstige erfelijke eigenschappen

* Het gewas kan die eigenschappen 
   krijgen door veredeling en 
   door genetische modificatie.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Veredeling

Veredeling begint met de selectie van planten met gunstige 
   eigenschappen. Dat noem je kunstmatige selectie, omdat de selectie  
   plaatsvindt door de mens.
 
* Een veredelaar kruist deze individuen tot er planten uitkomen met een 
   combinatie van gunstige eigenschappen

* Deze soort wordt dan in productie genomen.

Slide 13 - Diapositive

Veredeling

Slide 14 - Diapositive

Genetische modificatie
* Door genetische modificatie wordt een gen van de ene plant 
   dan toegevoegd aan de erfelijke informatie van de andere plant. 
   Bv. aardappels kweken die resistent zijn tegen ziekten. 
* Een genetisch gemodificeerd organisme noemen we een transgeen
* Sommige mensen zijn bang dat dit
   gevaarlijk is. 
* Er is in NL een vergunning voor
    nodig en staat op het etiket. 


Slide 15 - Diapositive

Veeteelt
* Intensieve veehouderij: weinig ruimte en veel dieren. 
* Krachtvoer bevat veel energierijke stoffen en de juiste 
   mineralen voor zo veel mogelijk groei/opbrengst
* Veredeling bijvoorbeeld om meer melkproductie te krijgen bij 
   koeien. Dat gebeurt door dieren met een goede opbrengst 
   met elkaar te kruisen.

Slide 16 - Diapositive

Kunstmatige inseminatie (ki)
Bij Kunstmatige inseminatie wordt sperma van een stier met gunstige eigenschappen opgevangen en in de baarmoeder van een koe ingebracht. 

Slide 17 - Diapositive

In-vitrofertilisatie (ivf)
Buiten de baarmoeder zaadcellen die de eicellen bevruchten, waarna het klompje cellen in de baarmoeder van draagkoeien wordt ingebracht. 

Slide 18 - Diapositive

Maken
Maak online de opdrachten: 1, 2, 6, 7 en 8

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo