4.2 Kracht en versnelling

4.2 Kracht en versnelling
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

4.2 Kracht en versnelling

Slide 1 - Diapositive

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen van de vorige keer.
Snelheid
Versnelling.
Practicum kleefkracht 
Zelfstandig werken.

Slide 2 - Diapositive

Doelen voor vandaag
  • Je kunt beredeneren aan de hand van de vectoren of een voortuig versneld, vertraagd, met constante snelheid rijdt of stilstaat.
  • Je kunt m.b.v. de kracht en de massa de versnelling uitrekenen.

Slide 3 - Diapositive

Een boot met een massa van 500 kg ligt op de kant. 

a) Bereken de zwaartekracht op dit voorwerp.

b) teken de vector die hoort bij dit voorwerp. 
     De schaalverdeling is 1 cm = 500 N

c) Hoe groot moet de Newtonmeter zijn voordat je dit voorwerp zou kunnen meten.

Slide 4 - Diapositive

Kracht en versnelling
Kracht en snelheid heeft met elkaar te maken. 

Voor beweging is kracht nodig. 

Slide 5 - Diapositive

Kracht
Een motor levert aandrijfkracht. 

Dit wordt tegengewerkt door rolwrijving en luchtwrijving. 

Slide 6 - Diapositive

4.2  kracht en versnelling 





Nettokracht : alle krachten bij elkaar opgeteld !
Let op + of -

Slide 7 - Diapositive

4.2 kracht en versnelling 
Een eenparige snelheid = Een constante snelheid
  1.   Er is geen kracht Of..
  2.   De nettokracht is 0 N
Een versnelde beweging = Je gaat steeds sneller
  1.   Er is een nettokracht, meewerkend
Een vertraagde beweging = Je gaat steeds langzamer
  1. Er is een nettokracht, tegenwerkende

Slide 8 - Diapositive

4.2 kracht en versnelling 

Een voorwerp versnelt in de richting van de netto kracht en de versnelling is recht evenredig met die netto kracht.

Slide 9 - Diapositive

4.2 kracht en versnelling 
Kracht en snelheid hebben met elkaar te maken. 

Voor beweging is kracht nodig.

Hoe groter de massa, hoe meer netto kracht er nodig is om te versnellen.

Slide 10 - Diapositive

4.2 kracht en versnelling 
Fnetto = m x a

Voorbeeld
Een auto, 1400 kg, heeft een motor die
een kracht levert van 7000 N.
Hoeveel is de versnelling van de auto ?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

Als de voortstuwende kracht > is dan alle tegenwerkende krachten samen:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 15 - Quiz

De voortstuwende kracht is < dan alle tegenwerkende krachten samen. Het voorwerp
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 16 - Quiz

De voortstuwende kracht is gelijk aan alle tegenwerkende krachten.
Het voorwerp:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 17 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat?  Lees blz. 92, 93 en maak opgave 1 tot en met 15. 
Hoe?  Je mag na 5 minuten zachtjes overleggen in je groep
Hulp? Kijk in je boek, vraag binnen je groep, steek dan je vinger op. 
Tijd? 15 minuten. 
Uitkomst?
  • Je kunt beredeneren aan de hand van de vectoren of een voortuig versneld, vertraagd, met constante snelheid rijdt of stilstaat.
  • Je kunt m.b.v. de kracht en de massa de versnelling uitrekenen.
Klaar? Nakijken!
timer
5:00

Slide 18 - Diapositive

4.2 Kracht en versnelling

Slide 19 - Diapositive

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen van de vorige keer.
Vallende voorwerpen.
Zelfstandig werken.

Slide 20 - Diapositive

Doelen voor vandaag
  • Je kunt beredeneren aan de hand van de vectoren of een voortuig versneld, vertraagd, met constante snelheid rijdt of stilstaat.
  • Je kunt m.b.v. de kracht en de massa de versnelling uitrekenen.
  • Je kunt de zwaartekracht van een voorwerp berekenen aan de hand van een stroboscopische foto.

Slide 21 - Diapositive

Een auto met een massa van 372 kg 
  • a) Bereken de zwaartekracht op dit voorwerp. 
  • b) Deze auto een motor kracht heeft van 200 N. Een     luchtwrijving van 40 N en een rolwrijving van 132 N.                  Wat is de Nettokracht van deze auto? 
  • c) Wat voor soort beweging maakt deze auto, versneld, vertraagd of eenparig?

Slide 22 - Diapositive

Een afstand-tijdtabel van een stroboscopische foto, wat moet je onthouden?

1. De afstand weet je door de foto langs een meetlat te houden
2. De tijd weet je, omdat je de tijd tussen de lichtflitsen weet. 

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden
We meten de afstand door naar de voorkant van de bal te kijken
I
I
I

Slide 25 - Diapositive

Eerste stap van een afstand-tijdtabel maken: de tijd invullen



Er is gegeven dat er elke 0,5 
seconden en flits is, daarom 
ziet de afstand-tijdtabel er als
 volgt uit:

Slide 26 - Diapositive

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij C?
I
A
1 cm
B
10 cm
C
100 cm
D
1 m

Slide 27 - Quiz

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij D?
I
A
2,2 cm
B
22 cm
C
220 cm
D
2,2 m

Slide 28 - Quiz

Tweede stap van een afstand-tijdtabel maken: de afstand invullen



Vul de afstand in cm in die de
bal afgelegd heeft voor 
A t/m G

Slide 29 - Diapositive

Hoe beweegt een vallend voorwerp
Stroboscoop

valversnelling




Slide 30 - Diapositive

Zwaartekrachten op planeten
Uit Fz = m x g
blijkt dat je niet 
overal hetzelfde gewicht hebt.

Slide 31 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat?  Practicum kleefkracht op blz. 14 in werkboek B
Hoe?  In tweetallen.
Hulp? Vraag aan Mr. Boomsma
Tijd?  15 min
Uitkomst? 
Je kunt de kleefkracht meten van verschillende oppervlakten
Klaar?  Start met het afmaken van 4.2 (anders huiswerk)

Slide 32 - Diapositive