Grammar unit 2 recap/summary

Grammar unit 2 recap/summary
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammar unit 2 recap/summary

Slide 1 - Diapositive

What do we need to know for the test?
- Rangtelwoorden
- Dagen en maanden
- Klokkijken
- Present simple "have got"

Slide 2 - Diapositive

Het rangtelwoord voor 12 is...
A
twelve
B
twelf
C
twelveth
D
twelfth

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN rangtelwoord in het Engels ?
A
Twelfth
B
Twenty-oneth
C
Third
D
Seventeenth

Slide 4 - Quiz

Wat is het rangtelwoord van 25?
A
Twentyfifth
B
Twenty-five
C
Twenty-fifth
D
Twentieth

Slide 5 - Quiz

Wat is het rangtelwoord van 7?
A
Seven
B
Sevent
C
Seventh
D
Seventhe

Slide 6 - Quiz

Hoe schrijf ik dit in het Engels?
Het is maandag 17 mei

Slide 7 - Question ouverte

Hoe schrijf ik dit in het Engels?
Het is dinsdag 25 juni

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf nu je verjaardag hier op.
Dus: dag - rangtelwoord - maand

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal dagen en maanden:
donderdag

Slide 10 - Question ouverte

Klokkijken!
Hoe zeg je dat het half 2 is?
A
It is half to two.
B
It is half past two.
C
It is half past one.
D
It is one thirty o'clock.

Slide 11 - Quiz

Klokkijken
Kwart over 10 =
A
a quarter to ten
B
a quarter over ten
C
a quarter past ten
D
a quarter before ten

Slide 12 - Quiz

Klokkijken!
Hoe zeg je in het Engels dat het vijf uur is?
A
It is five hours.
B
It is fifth the clock.
C
It is five the clock.
D
It is five o'clock.

Slide 13 - Quiz

What time is it? (Klokkijken)

7:00
A
It's seven oclock
B
It's seven
C
It's 7 hours
D
It's seven o'clock

Slide 14 - Quiz

Hoe laat is het hier?
A
Twenty-five to six
B
Twenty-five to five
C
Five over half past six
D
twenty-five for six

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
has not got
B
have got
C
have not got
D
has got

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... Jamie ... (have got) tatoos.
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
has got
B
have got
C
had got

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 19 - Quiz

Have Got of Has Got?
A
They have got no school on Monday
B
They has got no school on Monday

Slide 20 - Quiz

Welk onderdeel vind je het lastigst?
A
Dagen en maanden
B
Klokkijken
C
Rangtelwoorden
D
have got

Slide 21 - Quiz