Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
English HAVO 3
-
Slide 1 - Diapositive
Some sentences from your homework: grab your second device
Slide 2 - Diapositive
The headmaster told us to be quiet
Slide 3 - Question ouverte
They didn't fix my phone yesterday
Slide 4 - Question ouverte
The camp leaders often use this technique
Slide 5 - Question ouverte
His mum drives him to school
Slide 6 - Question ouverte
Herhaling if sentences
Een if-zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin met if
Met die if-bijzin geef je een voorwaarde aan
Als je dit doet, dan gebeurt er dat: als je je huiswerk maakt, zal je erachter komen of je de grammatica snapt
Slide 7 - Diapositive
Hoe maak je een if-zin?
In de hoofdzin gebruik je will+ hele werkwoord
In de bijzin gebruik je de present simple
Let op: het eerste werkwoord na if is nooit wil
Voorbeeld: If you study hard, you will pass your test
Slide 8 - Diapositive
Let's try! Grab your second device!
Slide 9 - Diapositive
Maak een correcte 'if sentence': If she can keep a secret, we .....(tell) her something.
A
will tell
B
tell
C
told
D
have to tell
Slide 10 - Quiz
Maak de zin af: My parents ______be mad if I am home late.
A
will
B
am going to
C
are going to
D
is going to
Slide 11 - Quiz
If/they/not turn up/we/start without them
Slide 12 - Question ouverte
If you/come here/I/help you with your homework
Slide 13 - Question ouverte
Conjunctions/voegwoorden
Je kunt voegwoorden gebruiken om twee dingen aan elkaar te plakken. Dat kunnen woorden, zinsdelen of hele zinnen zijn. Met een voegwoord geef je aan wat de relatie is tussen die twee dingen
Slide 14 - Diapositive
Voorbeelden:
He'd like to go outside, yetit is raining hard (echter: geeft een tegenstelling aan)
He will help me, ifI need help (als: geeft een voorwaarde aan)
Slide 15 - Diapositive
Hoe leer je dit voor de toets?
Leer de conjunctions (blz. 115) van Nederlands naar Engels en van Engels naar Nederlands
Zorg dat je weet wat een conjunction aangeeft, dus: opsomming, reden, gevolg, tegenstelling, keuze, tijd, voorwaarde
Slide 16 - Diapositive
Grab your second device!
Slide 17 - Diapositive
John never studied for his final exam, .....he failed them all
A
so
B
whereas
C
despite
D
however
Slide 18 - Quiz
_____ the computer had recently been repaired, it still kept crashing.
A
Whereas
B
Therefore
C
Although
D
Hence
Slide 19 - Quiz
I'm not going out ___ I have a horrible cold.
A
whereas
B
since
C
then
D
but
Slide 20 - Quiz
Homework
please register for www.eindexamensite.nl & do VMBO GT 2019 tijdvak 1