H1.1 serie en parallel

H1.1 serie en parallel
Aan het einde van deze les:
Kan je een serie- en parallel schakeling herkennen van tekening
Weet je hoe je een component serie- of parallel schakelt
Kan je een spanningsmeter en stroommeter aansluiten
Weet je de betekenis van de symbolen in een schakelschema


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H1.1 serie en parallel
Aan het einde van deze les:
Kan je een serie- en parallel schakeling herkennen van tekening
Weet je hoe je een component serie- of parallel schakelt
Kan je een spanningsmeter en stroommeter aansluiten
Weet je de betekenis van de symbolen in een schakelschema


Slide 1 - Diapositive

Neem over in aantekeningen (1)
In een serieschakeling kan stroom maar op één manier van + naar de - toe gaan.
Zijn er meerdere routes voor stroom om van + naar - te gaan dan is het een parallel schakeling.

Staan onderdelen in serie met elkaar dan kan de stroom maar op één manier van onderdeel 1 naar onderdeel 2. Bijvoorbeeld: Een schakelaar wordt in serie geschakeld met een lampje


Staan onderdelen parallel met elkaar geschakeld kan de stroom door onderdeel 1 OF naar onderdeel 2 gaan. Bijvoorbeeld: Een weerstand wordt parallel geschakeld over een lampje.

Slide 2 - Diapositive

De lampen zijn identiek.
Wat voor een schakeling is dit?
A
Serie schakeling
B
Parallel schakeling
C
Gemengde schakeling
D
Spanning schakeling

Slide 3 - Quiz

Serie? Parallel? Gemengd?
A
serie
B
parallel
C
gemengde schakeling

Slide 4 - Quiz

Geef van alle vier de onderstaande schakelingen aan of het een serie of een parallelschakeling is. 
Serie
Parallel

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep het begrip naar de juiste afbeelding.
Serie schakeling
Parallel schakeling

Slide 6 - Question de remorquage

Neem over in aantekeningen (2)
Spanningsmeter(V) sluiten we altijd parallel aan op het component waarvan je de spanning wil meten. En we beginnen bij het grootste meetbereik te meten.




Stroommeter(A) sluiten we altijd in serie aan op het component waarvan je de stroom(sterkte) wil meten. En we beginnen bij het grootste meetbereik te meten.

Slide 7 - Diapositive

De spanning meten we in
A
Ampère
B
Ohm
C
Watt
D
Volt

Slide 8 - Quiz

De stroom meten we in
A
Ampère
B
Ohm
C
Watt
D
Volt

Slide 9 - Quiz

Welke eenheid gebruiken we om aan te geven hoe groot de weerstand is?
A
Ampère
B
Ohm
C
Watt
D
Volt

Slide 10 - Quiz

Symbolen schakelschema

Slide 11 - Diapositive

Formule, neem over!
Weerstand(R)Spanning(U)=Stroom(I)
(Ohm)(Volt)=(Ampere)

Slide 12 - Diapositive

Ik heb 10V staan over een weerstand van 5Ω. Wat is de stroomsterkte er doorheen?
RU=I
A
0,5A
B
1,0A
C
2,0A
D
10,0A

Slide 13 - Quiz

Ik heb 6V staan over een weerstand van 5Ω. Wat is de stroomsterkte er doorheen?
RU=I
A
0,8A
B
1,2A
C
12,0A
D
8,0A

Slide 14 - Quiz

Ik wil weten welke weerstand ik nodig heb om een stroomsterkte te krijgen van 0,5A bij een spanning van 3V
RU=I
A
6,0Ω
B
0,2Ω
C
1,5Ω
D
2,0Ω

Slide 15 - Quiz

Ik wil weten welke weerstand ik nodig heb om een stroomsterkte te krijgen van 0,1A bij een spanning van 5V
RU=I
A
0,5Ω
B
0,02Ω
C
50,0Ω
D
2,0Ω

Slide 16 - Quiz

Weektaak:
§1.1 opdrachten 5-11 (hebben jullie vorige week al gemaakt)
§1.1 opdrachten 12-15 (blz. 18)
Volgende week je spullen natuurlijk weer bij je.
Vrijdag stuur ik een bericht over de les van maandag

Slide 17 - Diapositive