Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
We are going to learn how to make comparisons .
comparative
(vergrotende trap + )
superlative
(overtreffende trap ++ )
Slide 1 - Diapositive
Even terug naar wat je al kent
Als het goed is weet je van de Nederlands lessen wat bijvoegelijke naamwoorden zijn...
Slide 2 - Diapositive
Voorbeelden
een lang meisje, een mooi boek, een belangrijk onderwerp
Slide 3 - Diapositive
Met die bijvoegelijke naamwoorden kunnen we vergelijkingen maken
een langer meisje, het mooiste boek, een even belangrijk onderwerp
In het Engels kan dat natuurlijk ook.
Slide 4 - Diapositive
Wat zijn trappen van vergelijking?
De trappen van vergelijking gebruik je om 2 of meer dingen met elkaar te vergelijken.
v.b.
Mijn zus is ouder dan jouw zus.
Dit is het beste boek dat ik ook heb gelezen.
Slide 5 - Diapositive
In het Engels:
Trap 1:Positive degree
big / beautiful / good / bad / intelligent
Trap 2:Comparative degree
bigger / more beautiful / better / worse / more intelligent
Trap 3:Superlative degree
biggest / most beautiful / best / worst / most intelligent
Slide 6 - Diapositive
-er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:
big - bigger than - the biggest
tall - tallerthan - the tallest
white - whiter than - the whitest
Slide 7 - Diapositive
more / most
Bij woorden van twee of meer lettergrepen gaan de trappen als volgt:
beautiful / more beautiful than / the most beautiful
interesting / more interesting than / the most interesting
stunning / more stunning than / the most stunning
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
as ... as
Als je wilt zeggen dat 2 dingen (bijna) hetzelfde zijn dan gebruik je as ... as (net zo ... als)
You're as tall as my brother.
She is as old as her cousin.
Your girlfriend is almost as pretty as mine.
Slide 10 - Diapositive
Spellingsregel 1
Woorden van twéé lettergrepen op -y krijgen ook -er / -est
Happy / Happier than / The happiest
Pretty / Prettierthan / The prettiest
Slide 11 - Diapositive
Spellingsregel 2
Woorden van twéé lettergrepen op -le/ er/ ow
krijgen ook -er / -est
shallow / shallower than / The shallowest
clever / clevererthan / The cleverest
Slide 12 - Diapositive
Spellingsregel 3
Uit je hoofd leren
Good / better than / the best
Bad / worse than / the worst
Little / less than / the least
many - much / more than / the most
Slide 13 - Diapositive
In de volgende dia vind je een video waarin alles nog eens uitgelegd wordt. Vind je het nog lastig kijk dan deze video. Als je denkt dat je alles snapt mag je de video overslaan.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Welk rijtje is juist?
A
Good - Better - Best
B
Good - Gooder - Goodest
C
Beautiful - Beautifuler - Beautifulest
D
Small - More small - Most small
Slide 16 - Quiz
That group is _____ the other group.
A
the more serious
B
the most serious
C
more serious than
D
most serious than
Slide 17 - Quiz
Adele is famous. Lady Gaga is _____, Michael Jackson is _____!
A
more famous, the most famous
B
famouser, the most famous
C
famouser, the famousest
D
more famouser, most famous
Slide 18 - Quiz
My friend is ____ my brother. (fat)
Slide 19 - Question ouverte
It's a watermelon inside a watermelon, it's ____ thing I've ever seen! (beautiful)
Slide 20 - Question ouverte
She is ____ in English than her classmates. (good)