5v les 2 11-10

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Le _______________________

Plan du cours

1. Les buts du cours

2. Le travail du jour 

3. Quiz Grammaire III+ explications

4. Tu as atteint les buts? 

1. Les buts du cours

À savoir: (kennen)

-Tu peux utiliser les "pronoms démonstratifs" (aanwijzend voor.)

-Tu peux comparer deux choses ensemble

 

2. Le travail du jour

En autonomie

Fais les exercices Grammaire III ex. 24A à 24C. 

Tu as fini ? Travaille sur tes "actualités"

3a. Ce, cet, cette en ces

3b. Ce/cet/cette/ces + -ci, + -là

Met -ci of -là achter het zelfstandig naamwoord te plaatsen kun je benadrukken of iets dichtbij of ver weg is. 

Bijvoorbeeld: 

-Je pars cette année-ci: Ik vertrek dit jaar. 

-Tu connais cette fille-là ? : Ken je dit meisje? 

3c. Cela, ça en ceci 

Als een aanwijzend voornaamwoord niet direct ergens naar verwijst, dan gebruik je cela (vooral schrijftaal), ça (spreektaal) of ceci (wordt bijna niet gebruikt).

Cela m’étonne. Dat verbaast me.

Ça suffit maintenant! Nu is het genoeg!

Ceci n’est pas une pipe. Dit is geen pijp.

4a. Grammaire II: les verbes

Apercevoir (op/merken): page 81

Battre (slaan): page 83

Conclure (besluiten): page 84

Suivre (volgen): page 101

Révisions: verbes en -RE, Pouvoir, Savoir, Voir et Vouloir

4. Quiz Grammaire III

Prends ton cahier et écris ta réponse.  

Bonne chance! :)

5. Heb je de doelen behaald? 

À savoir: (kennen)

-Je hebt de uitspraak van de woordjes van (regarder) beoefend,

Les compétences: (de vaardigheden)

Regarder: Je begrijpt de beschrijving van een persoon,

Lire: Je kunt hoofdlijnen + belangrijke argumenten begrijpen in een eenvoudige tekst op een forum.