H4 feiten, meningen en argumenten les 1

Feit - Mening - Argument
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Feit - Mening - Argument

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
  • Je weet wat een feit is.
  • Je weet wat een mening is.
  • Je weet wat een argument is.

Slide 2 - Diapositive

Feit/mening/argument
  1. Noem een feit

Slide 3 - Diapositive

een feit:

Slide 4 - Carte mentale

EEN FEIT
Iets waarvan zeker is dat het gebeurd is of dat het waar is.
Het is controleerbaar.

Let op:
Een feit hoeft niet waar te zijn. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat Groningen de hoofdstad van de provincie Groningen is dan is dat een juist feit, maar als hij ook zegt dat Groningen in het zuiden van Nederlands ligt, dan is dit een onjuist feit. 

Slide 5 - Diapositive

Feit/mening/argument

  1. Noem een mening

Slide 6 - Diapositive

een mening:

Slide 7 - Carte mentale

EEN MENING OF STANDPUNT

Wat je vindt 
Je gedachten over iets
Herken je soms (lang niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn  mening, mijns inziens.

Slide 8 - Diapositive

Feit/mening/argument

  1. Geef nu bij een mening een argument.

Slide 9 - Diapositive

een mening met een argument:

Slide 10 - Carte mentale

EEN ARGUMENT

Een bewijs
Waarom je het doet of vindt
Herken je aan signaalwoorden als: want,omdat,namelijk en immers

Slide 11 - Diapositive