Basis Object Georienteerd Programmeren

1. Elke klasse moet een statische methode hebben die de naam main draagt.
A
waar
B
niet waar
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
MediawijsheidWOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1. Elke klasse moet een statische methode hebben die de naam main draagt.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

3. Als we de waarde van een int variabele i willen toekennen aan een double variabele d, dan doen we dat met de toekenning d = i. Andersom (toekennen van double waarde d aan i) ziet er iets anders uit: i = (int)d;. In beide gevallen vindt een typeconversie plaats. Wat is een ander woord voor zo'n typeconversie?

A
Toekenning
B
Cast
C
Expressie
D
Declaratie

Slide 2 - Quiz

Een klasse mag een subklasse zijn van slechts een klasse.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een klasse Persoon heeft variabelen voor de leeftijd (geheel getal) en naam (tekst)

Schrijf de header van de constructor die de waarden van deze twee variabelen als parameter meekrijgt (neem naam en leeftijd als parameternamen).

Slide 4 - Question ouverte

Een klasse mag maar één constructor hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

int teller = 0;
while (teller < 10)
{
    for (int i = 1; i <= 10; i++) {
        if (i % 4 == 0)
        {
            break;
        }
        teller++;
    }
}

Slide 6 - Diapositive

Wat is de waarde van teller na uitvoeren van de vorige code?

Slide 7 - Question ouverte

for (x = 0; x < 5; x++)

for (y = 1; y <= x; y++)

this.iets();
hoe vaak wordt de methode iets aangeroepen?

Slide 8 - Question ouverte

Bij arrays moet bij de initialisatie aangegeven worden uit hoeveel elementen de array bestaat; dit hoeft niet met objecten van het type ArrayList.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Omschrijf de overeenkomst en het verschil tussen een interface en een abstracte klasse.

Geef ook argumenten die bij het ontwerpen van een programma de keuze tussen deze twee beïnvloeden.

Slide 10 - Question ouverte

In een klasse kan een variabele het keyword static krijgen.

Omschrijf wat de betekenis van dit keyword is en de consequentie voor deze variabele

Slide 11 - Question ouverte

Een methode met een lege body heeft altijd als resultaatwaarde void.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Van een abstracte klasse kun je geen instanties aanmaken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Een klasse mag slechts één interface implementeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

In een programma is er een klasse Animal met een subklasse Cat.

Het bevat verder de volgende code, ergens in een methode.


1  ArrayList<Animal> a = new ArrayList<Animal>();

2  a.Add(new Animal() );

3  a.Add(new Cat() );

4  Cat c = a.get(1);


Er zitten mogelijk fouten in deze code. Geef aan op welke regels fouten optreden (if any...)(volgende slide)

Slide 15 - Diapositive

Op welke regels treden er fouten op?
A
fout op regel 4
B
geen fouten
C
fout op regel 3
D
fouten op regel 3 en 4

Slide 16 - Quiz

Een statische variabele mag je niet aanroepen in een niet-statische methode.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Omgekeerd mag niet:
een niet-statische variabele mag je niet aanroepen in een statische methode.

Slide 18 - Diapositive

Hoe kun je ervoor zorgen dat een variabele aantal in een of andere klasse vanuit een andere klasse wel kan worden bekeken, maar niet worden veranderd?

Scrijf ook de bijbehorende code op.

Slide 19 - Question ouverte

Omschrijf wat het begrip polymorfisme inhoudt

Slide 20 - Question ouverte