2kader voorbereiden Toets H1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom                   Oefenen H1

1.3: Lezen
-deeltitels/tussenkopjes

-onderwerp en deelonderwerp

-leesmanieren

-signaalwoorden (tijdsvolgorde, tegenstelling, opsomming)

1.4 Schrijven

-zakelijke brief- volgorde

-inleiding, kern, slot

-aanhef en afsluiting

1.7 Grammatica

-persoonsvorm

-onderwerp

-zinsdelen

-werkw. gezegde!!!

-lijdend voorwerp

1.8 Spelling

-Leestekens ? ! . 

-directe reden

-Tegenwoordige tijd persoonsvorm

Verloop van deze les:

1. SO nabespreken grammatica/spelling

2. oefen-so Lezen

3. Inloggen Numo

4. Inloggen Drempeltoets 

5. Test jezelf: Kies je paragraaf

    Numo 

INLOGGEN NUMO  VOOR TAKEN/VOORTGANG

inloggen: www.numo.nl

toets 'hethvc' in bij verkorte schoolnaam

gebruikersnaam: leerlingnummer

wachtwoord:          eigen ww 

klik op wachtwoord vergeten

vul je hvc-mail in

kijk in je Outlookmail (niet de Magistermail!)

verander daar je wachtwoord => wachtwoord = leerlingnummer

Alleen ter controle i.v.m. drempeltoets

inloggen: 

www.online.muiswerken.nl/hethvc

gebruikersnaam: kluispasnummer

wachtwoord:           (al aangemaakt bij numo) 

Welke vraag stel je om het onderwerp van de tekst te vinden?

1. Waarover gaat deze tekst?
2. Wat is de titel van deze tekst?
3. Wat is de bron van deze tekst?
4. Hoe ontwerp ik een verhaal?

Wat bekijk/lees je bij verkennend lezen?

1. titels en bron
2. de hele tekst
3. titel, deeltitels, plaatjes, bron, eerste/laatste alinea
4. titel, deeltitel en plaatjes

Wat is een deelonderwerp?

1. de helft van het hele onderwerp
2. het onderwerp van een tekstgedeelte (alinea)
3. de hoofdgedachte van de tekst
4. een alinea

Hoe vind je de betekenis van een onbekend woord in de tekst?

1. die moet je maar raden
2. staat altijd in de zin ervoor
3. logisch nadenken
4. wordt meestal in de buurt van het woord uitgelegd

Waar komt deze bron vandaan?
www.metronieuws.nl

1. website van een krant
2. website van een tijdschrift
3. een dagblad
4. kookboek

Wat zijn kenmerken van formele taal?

1. • spreek de ander aan met jij; • gebruik moeilijke woorden; • schrijf in hele zinnen; • gebruik spreektaal.
2. • spreek de ander aan met u; • gebruik nette woorden; • schrijf in hele zinnen; • gebruik niet te veel spreektaal.
3. • spreek de ander aan met u; • gebruik straattaal; • schrijf korte zinnen; • gebruik niet te veel spreektaal.

Welke taal gebruik je bij je familie en vrienden?

1. formele en informele taal
2. informele taal
3. formele taal
4. alleen straattaal

Wat zijn de kenmerken van formeel taalgebruik?

antwoord

- spreek de ander aan met u

- gebruik nette woorden

- schrijf in hele zinnen

-gebruik geen spreektaal 

Je maakt een zakelijke e-mail.
Wat vul je in bij 'aan:' en 'van:'

1. aan: voor- en achternaam ontvanger van: je eigen e-mailadres
2. aan: e-mailadres ontvanger van: je handtekening
3. aan: e-mailadres ontvanger van: je eigen e-mailadres
4. aan: beste ...... van: met vriendelijke groet..

Je mailt naar een telefoonwinkel omdat je telefoon niet goed gemaakt is.
Wat is het onderwerp van je mail?

1. Mijn telefoon is pas gerepareerd en hij doet het nog steeds niet.
2. telefoon?
3. ik betaal niet
4. klacht telefoonreparatie

Welke stellingen zijn waar?
1. de persoonsvorm is altijd één werkwoord
2. een zinsdeel kan vóór de pv gezet worden.

1. 1 en 2 zijn waar
2. 1 is waar 2 is niet waar
3. 1 is niet waar 2 is waar
4. 1 en 2 zijn niet waar

Gisteren heeft mijn zus hem geholpen met zijn huiswerk.
Wat is het ow hier?

1. hem
2. mijn zus
3. Gisteren
4. heeft

Zet deze zin in de vt én het mv:
De basketballer tekent heel mooi.

antwoord

De basketballers tekenden heel mooi. 

Zet deze zin in de tt én ev:
De docenten van het hvc kopieerden de proefwerken.

antwoord

De docent van het hvc kopieert de proefwerken.

Wat is de pv in deze zin? (tijdproef)
Samen hebben we kastanjes gezocht.

1. hebben
2. Samen
3. opgezocht
4. hebben opgezocht

Vul juiste ww-vorm in, in de tt:
1. Karel (zijn)...........verliefd op de buurvrouw.
2. Hij (fluisteren) ................iets in haar oor.
3. ..............(raden) jij wat hij zegt?

1. 1. was 2. fluistert 3. Raadt
2. 1. is 2. fluisterd 3. Raad
3. 1. is 2. fluistert 3. Raad
4. 1. is 2. fluisterd 3. Raadt

Bij welke ww-vorm in de tt horen deze zinnen?

*Het gebeurt de laatste tijd vaak.
*Tabitha zingt de sterren van de hemel.

1. ik-vorm = stam
2. hij-vorm = stam + t
3. wij-vorm = hele ww
4. de verleden tijd

Welk leesteken plaats je achter deze zinnen?
1. Wat een schitterende outfit
2. Deze quiz is bijna ten einde

1. 1 = . 2 = .
2. 1= ! 2= .
3. 1 = ? 2 = !
4. 1 = ! 2 = !

Mijn ontwikkelingen

Welke onderdelen beheers je goed?

Waar gaat het redelijk? Maar oefenen is gewenst.

Waar heb je absoluut hulp bij nodig?

Alles onder controle?

Begin aan je huiswerk voor morgen (leestaak) 

Mapje op tafel:

-Overzicht voortgang

Welkom                   Oefenen H1

1.3: Lezen
-deeltitels/tussenkopjes

-onderwerp van een tekst

-verkennend en nauwkeurig lezen

1.4 Schrijven

-begin zakelijke mail

-formeel en informele taal

1.7 Grammatica

-persoonsvorm

-onderwerp

-zinsdelen

1.8 Spelling

-Leestekens ? ! . 

-Tegenwoordige tijd persoonsvorm

Verloop van deze les/morgen: 

1. Klassikaal de vragen van deze presentatie in LessonUp

2. Je houdt bij hoe je scoort, per onderdeel (schrift) 

3. Je kiest daarna hoe en met wie je aan het werk gaat.

4. Je oefent door:

     *openstaande opdrachten te maken uit de paragraaf

     *Test jezelf te maken van de paragraaf

     *Versterk jezelf te kiezen: juiste onderdeel klikken

3: 

Samen als dat helpt

Zelfstandig, focussen

Met docent in de buurt