D2 Oefenexamens TOA

Oefenexamen N4 

Domein 2
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefenexamen N4 

Domein 2

Slide 1 - Diapositive

Vraag 1
maximaal 3 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria vraagt zich af hoe groot de comfortkamer is. 

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de comfortkamer ongeveer?

Slide 3 - Question ouverte

Vraag 2
maximaal 2 punten
Nuria boekt een hotel in Portugal.

Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?

Slide 4 - Diapositive


Nuria wil de kamer met hetzelfde uitzicht als op de foto van de website.

Welke kamer moet Nuria boeken?
A
004
B
007
C
008
D
010

Slide 5 - Quiz

Vraag 3
maximaal 3 punten
Tom speelt het computerspel Friendly Farm.

Tom heeft in het spel een kippenwei aangelegd. Hij krijgt bonuspunten als er in de wei minimaal 5 m2 ruimte per kip is. 

Hoeveel kippen kunnen er maximaal in de kippenwei als Tom bonuspunten wil halen?

Slide 6 - Diapositive


Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.

Slide 7 - Question ouverte

Vraag 4
maximaal 4 punten
Bianca bestelt dit zwembad voor in haar tuin.
De lengte is 210 cm.
De breedte is 210 cm
De hoogte is 85 cm

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad  als ze het tot 10 cm onder de rand vult, dus 75 cm hoogte. 

 Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 8 - Diapositive

Hoeveel liter water gaat er in het zwembad als het gevuld wordt tot een hoogte van 75 cm?
Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 9 - Question ouverte

Vraag 7

Mick gaat zijn studio opknappen. In welke maateenheid zijn de afmetingen in de plattegrond gegeven?
A
mm
B
cm
C
dm
D
m

Slide 10 - Quiz

Vraag 8
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij legt een nieuwe laminaatvloer in de woon-slaapkamer. Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat. 

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 11 - Diapositive

Het keukenblok is 1,5 m2. Daar legt hij géén laminaat.

Op hoeveel vierkante meter grondoppervlakte legt Mick laminaat? Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 12 - Question ouverte

Vraag 9
maximaal 3 punten
Mick gaat zijn studio opknappen. Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven. 

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 13 - Diapositive

Hij verft de muur met de 2 ramen en de muur waar zijn bed tegenaan staat. De muren zijn 2,4 m hoog. De ramen hebben ieder een oppervlakte van 3 m2. Met één blik verf kan Mick ongeveer 8 m2 verven.

Hoeveel blikken verf moet Mick minimaal kopen?

Slide 14 - Question ouverte

Vraag 10

Mick gaat zijn studio opknappen. Hij wil vanuit de keuken niet op zijn bed kijken en zet daarom een grote plantenbak neer. Op welke plek moet hij de plantenbak neerzetten?
A
B
B
D
C
E
D
F

Slide 15 - Quiz

Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Vanuit school gaat ze naar de sportschool. Ze fietst naar de rotonde op de Europalaan, op de rotonde neemt ze de afslag richting Hoograven. Ze fietst over het water en gaat de eerste weg links. Na ongeveer 1 km komt ze aan bij de sportschool.
In welke wijk bevindt de sportschool zich?
A
in de Dichterswijk
B
in de Rivierenwijk
C
in Oud Hoograven
D
in Zuidwest

Slide 16 - Quiz

Vraag 11
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

De volgende dag fietst Quinte vanuit school naar een vriendin. Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 17 - Diapositive

Haar vriendin woont bij de kruising van de Vleutenseweg en het Westplein. Daarna fietst ze terug naar huis over dezelfde route als normaal.

Hoeveel kilometer fietst Quinte meer dan wanneer ze rechtstreeks vanuit school naar huis fietst?

Slide 18 - Question ouverte

Vraag 12
maximaal 3 punten
Quinte fiets van huis (A) naar school (B). Ze bekijkt de route op haar tablet.

Hoe is Quinte van huis naar school gefietst? Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 19 - Diapositive

Beschrijf de route nauwkeurig. Maak daarbij gebruik van richtingaanduidingen. Maak ook gebruik van windrichtingen, herkenningspunten en/of afstanden.

Slide 20 - Question ouverte

https://maken.wikiwijs.nl/202122/Examentraining_N4#!page-7912631

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Vraag 3
maximaal 4 punten
Mike gaat een parachutesprong maken. 

Hij berekent de gemiddelde snelheid van de vrije val tijdens een parachutesprong.

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 23 - Diapositive

1 m = 3,28 ft (feet)

Hoeveel km per uur is de gemiddelde snelheid van de vrije val. Rond je antwoord af op een geheel getal.

Slide 24 - Question ouverte

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde


Stap 3

Slide 25 - Diapositive

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel meter de vrije val is
1 m = 3,28 feet
4000 feet = 4000 : 3,28 = 1219,51 m

Stap 2
bereken het aantal meter per seconde
1219,51 : 30 = 40,65 m/s

Stap 3
bereken het aantal km/u ( van m/s naar km/u is x 3,6)
40,65 x 3,6 = 146,341 km/u

Stap 4
rond af op een geheel getal: 146 km/u

Slide 26 - Diapositive

Van m/s naar km/u
bijvoorbeeld:
30 m/s
naar m/min x 60
  • 30 x 60 = 1800 m/min
naar km/min : 1000
  • 1,8 km/min
naar km/u x 60
  • 1,8 x 60 = 108 km/u
OF x 3,6
  • 30 x 3,6 = 108 km/u

Slide 27 - Diapositive