bs 3 horen en zien

basisstof 3 horen


Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

basisstof 3 horen


Je kunt de delen van het oor benoemen met hun functie.

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Hoe hoor je geluiden?
Geluid is trillende lucht

• Oorschelpen vangen de geluidstrillingen op.

• Dit geluid komt in de gehoorgang

• Aan het einde van de gehoorgang ligt het trommelvlies > door geluidstrillingen gaat het trommelvlies trillen.

Slide 3 - Diapositive

Welke geluiden kun je horen?
Hertz > het aantal trillingen per seconde

onderste gehoorgrens > laagste toon die mensen kunnen horen ( 20 hertz)

bovenste gehoorgrens > hoogste toon die mensen kunnen horen ( 20.000 hertz)

Het gebied daartussen > gehoorbereik

Doof:
Tijdens je leven slijten de haartjes op de zintuigcellen, de haartjes van de zintuigcellen voor hoge tonen het snelst.

Slide 4 - Diapositive

Waardoor hoor je jezelf slikken?
Om goed te kunnen horen moet het trommelvlies goed trillen, de lucht moet aan beide kanten even hard op het trommelvlies drukken.

Teveel aan lucht in de trommelholte gaat eruit door de buis van Eustachius. > Er kan lucht vanuit de trommelholte naar je keelholte en andersom.

De buis zit meestal dicht, alleen als je slikt of gaapt hij even open en hoor je slikgeluiden in je keel.

Slide 5 - Diapositive

basisstof 3 zien

 Je kunt de bouw en werking van de delen van het oog beschrijven.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

wat moet je weten van het oog
- Wenkbrauw 
- Wimper 
- Traanklier
- Traanbuis
- Oogspier
- Harde oogvlies
- Hoornvlies
- Vaatvlies
- Iris; met kringspieren en lengtespieren
- Pupil
- Lens ; accomoderen
- Glasachtig lichaam
- Netvlies; met gele en blinde vlek
- Staafjes en kegeltjes
- Oogzenuw 

Slide 8 - Diapositive

harde oogvlies

Slide 9 - Diapositive

Het oog
  • Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
  • Traanklier      => maakt traanvocht.
  • Traanvocht   => houdt oog vochtig en schoon
  • Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
  • Pupil               => licht doorlaten
  • Iris                   => hoeveelheid licht regelen
  • Oogwit          => is harde oogvlies, geeft stevigheid
  • Traanbuis     => traanvocht afvoeren

Slide 10 - Diapositive

Netvlies

Slide 11 - Diapositive

Hoe zie je kleuren? Kegeltjes en staafjes

Slide 12 - Diapositive

0

Slide 13 - Vidéo

Scherpstellen
  1. kringspier
  2. lensbandjes
  3. lens
(accomoderen)

Slide 14 - Diapositive

Accomoderen
Het platter en boller maken van de ooglens wordt accomoderen genoemd.

 Accomoderen gebeurt door de kringspier, accomodatiespier.

Als je dichtbij kijk is de lens bol
Als je ver weg kijk is de lens plat

Slide 15 - Diapositive

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 16 - Quiz

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 17 - Question de remorquage

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 18 - Question de remorquage

Hoe noemen we nummer 3?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 19 - Quiz

Het oog bestaat uit de volgende lagen:
A
harde oogvlies
B
harde oogvlies/vaatvlies/netvlies
C
harde oogvlies/netvlies
D
harde oogvlies/vaatvlies

Slide 20 - Quiz

De buitenste laag van je oog heet
A
Vaatvlies
B
Harde oogvlies
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 21 - Quiz

De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies.
A
juist
B
niet juist

Slide 22 - Quiz

Hoe heet onderdeel 10
A
De Iris
B
De Lens
C
De Pupil
D
Het harde oogvlies

Slide 23 - Quiz

Nummer 2 is
A
de lens
B
de pupil
C
het harde oogvlies
D
het hoornvlies

Slide 24 - Quiz

Hoe kan het dat je scherp kunt zien?
A
accomoderen van de lens
B
wijder maken van de pupil
C
accomoderen van het hoornvlies
D
wijder maken van de Iris

Slide 25 - Quiz

Hoe heet het als de lens van vorm veranderd?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil? (dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex

Slide 27 - Quiz

het boller of platter maken van de lens wordt ook wel... genoemd
A
straallichaam
B
accomoderen
C
accamaderen
D
optiseren

Slide 28 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 29 - Quiz

Welk gedeelte van het harde oogvlies is doorzichtig?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 30 - Quiz

Welke onderdeel beschermt het oog doordat het zo stevig is.
A
Pupil
B
Harde oogvlies
C
Iris
D
Netvlies

Slide 31 - Quiz

Het hoornvlies is een deel van het ........
A
netvlies
B
harde oogvlies

Slide 32 - Quiz

20. Het witte gedeelte van het oog heet...
A
het harde oogvlies
B
het hoornvlies
C
het netvlies
D
de pupil

Slide 33 - Quiz

In welk onderdeel van het oog komt licht binnen?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Staafjes en kegeltjes

Slide 34 - Quiz

lens
iris
netvlies
zenuw

Slide 35 - Question de remorquage