Les 5:onderzoek opzetten en uitvoeren

Les 5:onderzoek opzetten en uitvoeren
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Les 5:onderzoek opzetten en uitvoeren

Slide 1 - Diapositive

Fases van onderzoek
Fase 1: onderzoeksvraag, theorie- en hypotheseformulering
Fase 2: Onderzoeksmethode/keuze voor meetinstrument en operationalisering
Fase 3: gegevens verzamelen en selecteren
Fase 4: gegevens analyseren en conclusies trekken

Slide 2 - Diapositive

Fase 1: onderzoeksvraag, theorie- en hypotheseformulering
In de onderzoeksvraag worden de hypotheses voorbereid. 

Een onderzoeksvraag is niet eenvoudigweg met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden, maar gaat over verschillende alternatieven, verklaringen of beschrijvingen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Fase 1: onderzoeksvraag, theorie- en hypotheseformulering
Hypothese: Een toetsbare veronderstelling over de werkelijkheid.

Eisen aan een hypothese:
Bevat de variabelen die onderzocht worden.
Bevat de onderzoeksgroep die onderzocht wordt.
Bevat een voorspelling over de verwachte uitkomst.

Nadat het onderzoek klaar is, kan je jouw hypothese verifiëren (✅ bevestigen ✅) 
of falsificeren (❌ verwerpen ❌).

‘hoe meer/minder’- 
‘des te meer/minder’-gedeelte 
‘als’ - en een ‘dan’-gedeelte. 




Slide 5 - Diapositive

Oefenen
Stel bij de onderstaande zinnen een passende hypothese op.

- Je wil onderzoeken of leerlingen uit atheneum 6 beter scoren op hun examen als ze iedere les aantekeningen maken.
- 75% van de vwo'ers gaat na het behalen van hun diploma studeren aan de universiteit, terwijl zo'n 10% ervoor kiest om een tussenjaar te nemen.
- FOMO onder jongeren wordt onder andere verklaard door het aantal social media-accounts dat iemand heeft.


Slide 6 - Diapositive

Variabele
Onafhankelijke variabele
> Deze variabele beïnvloedt de waarde van de afhankelijke variabele.

Afhankelijke variabele
> Deze variabele wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele.

Voorbeeld:
In hoeverre beïnvloedt het aantal uren slaap van leerlingen de prestaties op school?
> Onafhankelijke variabele = aantal uur slaap
> Afhankelijke variabele = schoolprestaties


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Oefenen
Noteer bij onderstaande uitspraken zowel de onafhankelijke als de afhankelijke variabele(n).

Of deelnemers de Nijmeegse vierdaagse uitlopen wordt bepaald door of ze onderweg genoeg water drinken en weinig blaren oplopen.

Steeds meer Nederlanders zijn het afsteken van vuurwerk tijdens Oud & Nieuw zat, omdat er zoveel knalvuurwerk wordt afgestoken.

Laagopgeleide werknemers wisselen sneller van baan dan hoogopgeleide werknemers.

In buurten waar de leefbaarheid laag is, tref je meer straatafval en graffiti aan.

Door meer boeken te lezen, kan je woordenschat worden verbeterd.

Slide 9 - Diapositive

Fase 2: Onderzoeksmethode/keuze voor meetinstrument en operationalisering

Slide 10 - Diapositive

Vijf onderzoeksmethoden
Interview
Enquête
Bronnenonderzoek
Experiment
Observatie

Slide 11 - Diapositive

Oefenen
Schrijf per onderzoeksmethode twee voordelen en twee nadelen op.

Slide 12 - Diapositive

Fase 3: gegevens verzamelen en selecteren

 
De geselecteerde informatie/steekproef/ bron waarop het onderzoek gebaseerd is dient zo representatief mogelijk te zijn.

Slide 13 - Diapositive

Fase 4: gegevens analyseren en conclusies trekken
In deze fase worden de gevonden verbanden geïnterpreteerd. De verhouding tussen het ‘hoe meer/minder’/‘als’- en het ‘des te meer/minder’/‘dan’-gedeelte van een hypothese, 
oftewel de
onafhankelijke en de afhankelijke variabelen is echter niet per se causaal.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Wat gaat hier niet goed? 

Slide 16 - Diapositive

Samenhang
Samenhang tussen variabele noemen we correlatie
Als de ene variabele verandert, verandert de andere ook

Voorbeeld: sporten hangt samen met gewicht

Slide 17 - Diapositive

Samenhang
Als variabele niet alleen samenhangen maar als de een de ander veroorzaakt noemen we dat causaliteit 

Causaliteit = oorzakelijk verband 
Variabele A leidt tot variabele B

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Hoe meer ijs er wordt verkocht, hoe meer mensen verdrinken
Dus ijsjes veroorzaken verdrinkingen!?

  • Wel een correlatie
  • Maar geen causaal verband
  • 3e factor die beide verklaart

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Multicausaliteit

  • Veel factoren spelen een rol en is lastig te zeggen welke doorslaggevend is: gedragsproblemen, opleidingsniveau, meemaken heftige gebeurtenis, corona
  • Dit geldt voor bijna alle sociale verschijnselen

Slide 21 - Diapositive

Schoolprestaties
… betrokkenheid van schoolleiders

… ziekteverzuim van docenten

… opleidingsniveau ouders

… genetische aanleg van het kind

… de inrichting van het klaslokaal.

Slide 22 - Diapositive

Moraal van het verhaal:
Bij sociale wetenschappen is het heel moeilijk om een causaal verband te bewijzen.
  • Er zijn veel factoren met invloed
  • Een andere variabele, die we over het hoofd hebben gezien is de echte oorzaak.
In ons onderzoek gaan we dus op zoek naar correlatie. Let hierop bij het schrijven! "de kans is groot dat een bepaald gevolg zal optreden" i.p.v. " A leidt tot B"

Slide 23 - Diapositive

Tot slot causaliteit betekent dat een verband oorzakelijk is: 
de onafhankelijke variabele oftewel het verschijnsel waarnaar deze variabele verwijst, is de onderzochte oorzaak voor de afhankelijke variabele. 

Dat wil zeggen dat uit onderzoek blijkt dat:
1 de onafhankelijke en de afhankelijke variabele correleren;
2 de onafhankelijke variabele in tijd voorafgaat aan de afhankelijke variabele;
3 gecontroleerd is op verstorende variabelen.

Een causaal verband is dus altijd ook een correlatie, maar een correlatie niet noodzakelijkerwijs ook causaal.

Slide 24 - Diapositive