Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
H5) Short yes/no-answers
Slide 1 - Diapositive
Aims & Programme
I can create and understand short yes and no questions
Show what you know
instruction
practise
Slide 2 - Diapositive
Will he go to prison?
A
Yes
B
Yes, he will
C
Yes, He goes
D
Yes, he will go
Slide 3 - Quiz
Did all of you file a report?
A
No, we didn't
B
No
C
No, we did
D
No, we did file
Slide 4 - Quiz
Short yes/no-answers
Het is in het Engels niet beleefd om alleen maar met yes of no te antwoorden. In plaats daarvan gebruik je een korte zin.
Ja-antwoorden: Yes + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin
Nee-antwoorden:No + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin + not / n’t
Voorbeelden: Does he know the suspect? Yes, he does. No, he doesn't Is she in her room?Yes, she is. No, she isn't. Will he report the theft?Yes, he will. No, he won't
Slide 5 - Diapositive
Short yes/no-answers
In de antwoorden vervang je het gehele onderwerp door een voornaamwoord:
Do your cousins live in Anchorage? Yes, they do.No, they do not / don’t. Can Zoey speak English? Yes, she can. No, she cannot / can’t. Will Keith and Sadiq help us? Yes, they will. No, they will not / won’t.
Je antwoordt met I als de vraag aan jou alleen gericht is. Je antwoordt met we als de vraag aan jullie gericht is: Do you recognise the burglar? Yes, I do. Yes, we do. No, I do not / don’t No, we do not / don’t