Unit 3 Vocabulary Lesson 1 (woordenschat les 1)

Woordjes leren, les 1
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordjes leren, les 1

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt de volgende Engelse woorden vertalen naar het Nederlands. 

Slide 2 - Diapositive

Lege woordenlijst 1 Unit 3
Oefen eerst met de woordenlijst zonder de betekenissen. Deze krijg je van je docent.
1. Vul eerst in wat je weet in het Nederlands
2. Vul daarna in waarover je twijfelt in het Nederlands
3. Vul daarna woorden in die je niet kent via het woordenboek.
4. Controleer je antwoorden via het woordenboek.

Slide 3 - Diapositive

Antwoorden woordenlijst 1 Unit 3
Ben je klaar?
Vraag het antwoordblad op bij je docent. 

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent 'ad'?
A
toevoegen
B
advertentie
C
krant
D
geven

Slide 5 - Quiz

Wat betekent 'boots'?
A
boten
B
schoppen
C
laarzen
D
kanalen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'bright'?
A
lichtgevend
B
fel
C
licht
D
de zon

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'free'?
A
goedkoop
B
een fee
C
alles
D
gratis

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'gloves'?
A
grotten
B
gletsjers
C
handen
D
handschoenen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'heavy'?
A
zwaar
B
muziekstyle
C
genoeg
D
helm

Slide 10 - Quiz

Wat betekent 'helmet'?
A
een plantsoort
B
genieten
C
zwaar
D
helm

Slide 11 - Quiz

Wat betekent 'jacket'?
A
een jakhals
B
jas
C
blazer
D
een jankerd

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'maybe'?
A
een bij
B
een lieveheersbeestje
C
misschien
D
maar

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'offer'?
A
een aanbieding
B
een cadeautje
C
opoffering
D
en of

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'only'?
A
een kledingmerk
B
een momentje
C
alleen
D
weet ik niet

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'safe'?
A
een vliegtuig
B
een raket
C
een helm
D
veilig

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'scarf'?
A
een litteken
B
een sjaal
C
littekens
D
sjaals

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'sportswear'?
A
het weer tijdens het sporten
B
sportkleding

Slide 18 - Quiz

Wat betekent 'trousers'?
A
treinen
B
tiktak-koekjes
C
een broek
D
broeken

Slide 19 - Quiz

Einde woordenlijst 1 Unit 3

Slide 20 - Diapositive

Leren voor de toets
Leer de woordenlijst 1 van Unit 3 voor de toets.
- je kunt zinnen krijgen waarin een van deze woorden thuis hoort. 
- je kunt vragen krijgen over de betekenis van een woord in het Nederlands. 

Slide 21 - Diapositive