Imparfait révision et adjectif V3

imparfait - verleden tijd
adjectif-bijvoeglijk naamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

imparfait - verleden tijd
adjectif-bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

De imparfait...
...gebruik je om iets in het verleden te beschrijven
Vorm: stam + ais/ais/ait/ions/iez/aient

Waar je in het Nederlands dus zegt: "Ik woonde...", "Hij was...", "Zij liepen" of "Wij gingen" gebruik je in het Frans de imparfait: "J'habitais", "Il était", "Elles marchaient" of "Nous allions"

Slide 2 - Diapositive

L' adjectif: het bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je bij het beschrijven van voorwerpen, uiterlijk, karakter enzovoort.
Regel was: vrouwelijk + e
manl meervoud+s
vrouwl meervoud+ es
Plaats: achter het zelfstandig nmw, behalve de " kortere bijvnw"

Slide 3 - Diapositive

Bijvnw die voor het zelfst nw staan

Slide 4 - Diapositive

uitzonderingen in vorming adjectif
mnl
-f
-x
-c
-el
-en
-i
uitzonderingen in vorming adjectif
vrl
-ve
-se
-che
-elle
-enne
-ite

Slide 5 - Diapositive

Je marchais
Tu habit___
Elle aim___
Nous achet___
Vous ador___
Ils parl___
Sleep de juiste uitgang naar het juiste werkwoord
ais
ions
ait
aient
iez

Slide 6 - Question de remorquage

A toi! 
Vervoeg de werkwoorden op de volgende slides in de imparfait. Let goed op enkelvoud of meervoud! 

Vul alleen de juiste vorm van het werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te typen. 

Slide 7 - Diapositive

Loïc _____ (amuser) ses parents avec un spectacle de magie.

Slide 8 - Question ouverte

L'année dernière, nous _____ (habiter) encore en France, maintenant on a déménagé.

Slide 9 - Question ouverte

Vous _____ (être) toujours contents de vos notes de français?

Slide 10 - Question ouverte

Ils _____ (faire) un tournoi quand la tempête a commencé.

Slide 11 - Question ouverte

Tu _____ (avoir) peur de lui dire la vérité?

Slide 12 - Question ouverte

A toi, suite! 
- Vertaal het gegeven werkwoord (uit de lijst die je moest leren)
- Zet in de juiste vorm van de imparfait, let op de persoon! 

Vul alleen de juiste vorm van het werkwoord in, je hoeft niet de hele zin over te typen. 

Slide 13 - Diapositive

Le prof _____ (geven) les devoirs toujours juste avant la fin du cours.

Slide 14 - Question ouverte

Nous _____ (werken) comme des esclaves pour un salaire de misère.

Slide 15 - Question ouverte

Quand j'étais petit, je (haten/ hekel-hebben-aan) la musique metal.

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Les vacances de février c'était comment?
Toi: ' … ... ' [sympa/ superchouette/ comme ci comme ça/ ennuyeux]

Slide 18 - Question ouverte

Qu’est-ce que tu faisais chaque jour?
Toi: Chaque jour je … (+ imparfait !) …
[(faire) la grasse matinée/du sport / (regarder) un film / [sortir] déhors / (jouer) des jeux vidéo]

Slide 19 - Question ouverte

Hoe goed ken jij de imparfait ( vorm met werkwoorden ? )
0100

Slide 20 - Sondage

MERCI BIEN!!

Slide 21 - Diapositive