chap 3 - 16/05/23

le mardi 16 mai 2023
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

le mardi 16 mai 2023

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

français en classe - page 126
Tu es en vacances ici?               --> Hôtel le A
Comment tu le trouves?
Prima hotel, er is een zwembad.
Naast het hotel is een goed restaurant.
Tegenover het hotel is een casino.
Het ontbijt is heerlijk.
De kamers zijn groot en de bedden zijn heel comfortabel.

Slide 2 - Diapositive

Bij Paris + Nice aan lln vragen wie dat op de kaart kan aanwijzen.
programme
- je kunt een gesprek voeren over een hotel 
   --> français en classe
- je kunt het lijdend voorwerp in een zin vervangen
   --> instructiefilmpje + klassikaal oefenen + zelf nakijken hw
- je weet wat je moet kennen / kunnen voor de toets
    --> oefentoets maken


Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

phrases-clés - page 126
Bedenk nu zelf een vergelijkbaar gesprekje.
Tu es en vacances ici?
Vertel in welk hotel je verblijft
Comment tu le trouves?
Geef je mening over de kamers, de bedden en het ontbijt.
Noem 2 dingen die in de buurt zijn (zwembad, bioscoop, café, winkel, skipiste, ijsbaan, discotheek, etc)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

grammaire H (1)
  • Tu vois Tobias?         Zie je Tobias?
  • Oui, je le vois.            Ja, ik zie hem.
  • Tu connais Iwan?     Ken je Iwan?
  • Oui, je le connais.     Ja, ik ken hem.
  • Tu vois Isa?                  Zie je Isa?
  • Oui, je la vois.              Ja, ik zie haar.

Slide 6 - Diapositive

Bij Paris + Nice aan lln vragen wie dat op de kaart kan aanwijzen.
grammaire H (2)
  • Tu vois Marvin et Milan?         Zie je Marvin en Milan?
  • Oui, je les vois.                            Ja, ik zie hen.
  • Tu connais Brent et Beau?     Ken je Brent en Beau?
  • Oui, je les connais.                    Ja, ik ken hen.
  • Tu vois Britt et Shahina?        Zie je Britt en Shahina?
  • Oui, je les vois.                           Ja, ik zie hen.

Slide 7 - Diapositive

Bij Paris + Nice aan lln vragen wie dat op de kaart kan aanwijzen.
grammaire H (3)
  • Tu fermes la porte                       Doe je de deur dicht?
  • Oui, je la ferme.                                Ja, ik doe hem dicht.
  • Elle comprend les exercices?   Begrijpt ze de opdrachten?
  • Oui, elle les comprend.                Ja, ze begrijpt ze.
  • Tu vas regarder la série?             Ga ja naar de serie kijken?
  • Oui, je vais la regarder.                  Ja, ik ga ernaar kijken.
  • la (van: la série) staat voor het hele werkwoord.

Slide 8 - Diapositive

Bij Paris + Nice aan lln vragen wie dat op de kaart kan aanwijzen.
grammaire H (4)
  • Tu as fait les exercices?           Heb je de opdrachten gemaakt?
  • Oui, je les ai faits.                        Ja, ik heb ze gemaakt.
  • --> j'ai fait = ik heb gemaakt 
  • --> les staat voor de persoonsvorm ai
  • Il a pris le portable?                   Heeft hij de telefoon gepakt?
  • Oui, il l'a pris.                                Ja, hij heeft hem gepakt.

Slide 9 - Diapositive

Bij Paris + Nice aan lln vragen wie dat op de kaart kan aanwijzen.
programme
- corriger exercices 26ac + 29abcde + 30abc + 31ab + 32ab 
   zelf nakijken en verbeteren met antwoordboekje.

- oefentoets maken. Klaar? oefentoets zelf nakijken

- leren voor de toets of de opdrachten van chap 4 afmaken

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

chapitre 4
Klaar? chap 4 (herhaling vanaf page 131):
exercices 1abc, 2abc, 4ab, 5ab, 7abc, 8abc, 10abc, 11abc, 13ab, 14abc15b, 16abc, 17abc, 18

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 exercice 30c - page 122
  • 1   Il va les acheter. (acheter = heel werkwoord)
  • 2   Il l'a utilisé. (utilisé = voltooid deelwoord =geen heel werkwoord)
  • 3   Vous voulez le visiter? (visiter = heel werkwoord)
  • 4   Je le visite souvent. (1 werkwoord in de zin = persoonsvorm)
  • 5   On va les regarder. (regarder = heel werkwoord)

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 exercice 31ab - page 122
  • 1 Je la trouve belle.
  • Ik vind het (hem) mooi.
  • 2 Nous l’avons pris à huit heures.
  • Wij hebben hem om 8 uur genomen.
  • 3 Luc les donne à son copain.
  • Luc geeft het aan zijn vriend. 
  • 4 Vous allez les réserver.
  • Jullie gaan ze reserveren.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 exercice 32a- page 122
  • 1 la baguette
  • 2 la tente
  • 3 la tablette

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions