6 Vwo Economie par. 17.3

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

17.4b

1. meer, ontspanning heeft een hoge wegingsfactor
2. minder, ontspanning heeft een hoge weginsfactor
3. meer, ontspanning stijgt erg in prijs
4. minder, ontspanning stijgt erg in prijs

17.4c
werkgevers letten op

1. loonindex en cpi
2. loonindex en arbeidsproductiviteit'
3. cpi en arbeidsproductiviteit

17.4c
loonkosten per product stijgen met

1. 1,96%
2. 2,00%
3. 4,00%

Opgave 17.11a
Inflatie 2019 ... Inflatie 2018

1. <
2. =
3. >

Opgave 17.11bd
De multiplier bedraagt ...

1. 2,5
2. 3,0
3. 3,5
4. 4,0

17.11cf
Het verband tussen output gap en inflatie is ...

1. negatief
2. positief

Monetaire Economie

Geld is nodig om uitgaven te kunnen doen:

salaris is net gestort of net een lening ontvangen

M of M1 = Primaire liquiditeitenmassa = Maatschappelijke geldhoeveelheid

= chartale en girale geldhoeveelheid

Let op: - chartaal geld in handen van het publiek

- giraal geld bestaat uit direct opeisbare banktegoeden van het publiek

Maatschappelijke geldhoeveelheid = M

Monetaire Economie

Primaire liquiditeitenmassa<-->Secundaire Liquiditeitenmassa

Secundaire Liquiditeiten zijn ''bijna geld''

Er kunnen geen betalingen mee worden gedaan, maar kunnen wel in geld omgezet worden

Bijv. een spaardeposito met vaste looptijd

GELD indeling

Binnenlandse liquiditeitenmassa M3 =

Primaire liquiditeiten M1 + Secundaire Liquiditeiten

Geldschepping is toename M1

Geldvernietiging is afname M1

Ik pin € 100,- uit een geldautomaat. De maatschappelijke geldhoeveelheid zal ...

1. dalen
2. gelijk blijven
3. stijgen

Monetaire Economie

M1 kan stijgen door:

- transformatie: bijv. omzetten spaardeposito naar betaalrekening

- kredietverlening: geldschepping, wederzijdse schuldaanvaarding

Beschrijf de financiele bankencrisis die rond 2008 speelde

Banken kunnen niet onbeperkt uitlenen en geld scheppen

Liquiditeit:

De mate waarin een onderneming, bank in staat is aan de korte termijn verplichtingen te voldoen

     Liquide middelen

Liquiditeit =            -------------------------                    x 100%

              Korte termijnverplichtingen

                 Kasmiddelen + Tegoed CB

Liquiditeit =             --------------------------------                x 100%

             Girale deposito's

Liquiditeit: Zie berekeningen blz. 171, 172

Banken kunnen voor zichzelf liquiditeitseisen stellen om aan de verplichtingen richting klanten te kunnen voldoen, maar 

de Centrale Bank ECB stelt ook minimale liquiditeitseisen

Bij het opeisen van tegoeden door klanten zal de liquiditeit ...

1. niet veranderen, want teller en noemer veranderen allebei evenveel
2. Dalen, want de noemer daalt
3. Dalen, want de teller daalt
4. Dalen, want de teller daalt relatief sterker dan de noemer

Stel liquide middelen = 14.000 en girale deposito's = 80.000. En het minimumliquiditeits% = 15%
Voldoet de bank aan de liquiditeitseis?

1. Nee
2. Ja

Stel liquide middelen = 14.000 en girale deposito's = 80.000. En het minimumliquiditeits% = 15%
Hoeveel kan er nog aan extra krediet verstrekt?

1. 2.000
2. 13.333
3. 82.000
4. 93.333

Solvabiliteit:

De mate waarin een onderneming, bank in staat is om ook aan de lange termijn verplichtingen te voldoen

     Eigen vermogen

Solvabiliteit =            -------------------------                    x 100%

              Vreemd vermogen

       ECB stelt ook minimale solvalbiliteitseisen

Hw.

Opgave 17.17