Paragraaf 6.2 - Gemiddelde snelheid

6.2 Gemiddelde snelheid
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

6.2 Gemiddelde snelheid

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen van paragraaf 6.2
1. Je kunt de formule voor gemiddelde snelheid toepassen.
2. Je kunt een gemiddelde snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
3. Je kunt de formule van gemiddelde snelheid omwerken zodat je er de afgelegde afstand of de benodigde tijd mee kunt berekenen.

Slide 2 - Diapositive

0

Slide 3 - Vidéo

Grootheden en eenheden
In de natuurkunde en scheikunde hebben we het vaak over grootheden en eenheden. Hieronder staat een lijstje van wat me met een grootheid en met een eenheid bedoelen:

Slide 4 - Diapositive

Met welke eenheid kun je afstand aanduiden? (meer antwoorden zijn goed)
A
Kilometer
B
Lengte
C
Afstand
D
Meter

Slide 5 - Quiz

Met welke eenheid kun je tijd aanduiden? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Seconden
B
Uren
C
Horloge
D
Klok

Slide 6 - Quiz

De formule voor gemiddelde snelheid



In deze les gebruiken we voor afstand de eenheden meter en kilometer, voor tijd gebruiken we de eenheden seconden en uren

Slide 7 - Diapositive

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid

Slide 8 - Diapositive

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven 
Gevraagd

Slide 9 - Diapositive

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven: afstand = 100 meter
                     tijd = 10.8 seconden
Gevraagd snelheid

Slide 10 - Diapositive

Een rekenvoorbeeld
Een atlete loopt 100 meter in 10,8 seconden, bereken haar gemiddelde snelheid.
Gegeven: afstand = 100 meter
                     tijd = 10.8 seconden

Uitwerking:                                                                            

 = 100 meter/10,8  seconden = 9,3 meter/seconden

Slide 11 - Diapositive

Wat is de afkorting van
1: meter
2: seconden
A
1: met 2: s
B
1: m 2: s
C
1: m 2: sec
D
1: met 2: sec

Slide 12 - Quiz

Een atleet loopt 500 meter in 50 seconden, bereken zijn gemiddelde snelheid
A
10 m/s
B
0,1 m/s
C
2500 m/s
D
25 m/s

Slide 13 - Quiz

Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometers per uur


Slide 14 - Diapositive

Hoeveel seconden zitten er in een uur?
A
60
B
1000
C
360
D
3600

Slide 15 - Quiz

Hoeveel meter past in een kilometer
A
10
B
100
C
1000
D
10000

Slide 16 - Quiz

Van m/s naar km/h
Als je van meter per seconde naar kilometer per uur wilt gaan, doe je de volgende berekening:
1. Als ik 1 meter in 1 seconde kan afleggen, kan ik  3600 meter in 3600 seconden afleggen. Dat is 3600 meter in 1 uur
2. 3600 meter is 3,6 kilometer. 
Als mijn snelheid 1 m/s is, beweeg ik met 3,6 km/h

Slide 17 - Diapositive

Van m/s naar km/h
Van m/s naar km/h doe je dus door 
1. x 3600
2. /1000

(Of in één keer: x3,6)

Slide 18 - Diapositive

Johan fietst met een snelheid van 5,5 m/s, hoeveel km/h is dat?
A
5,5 x 3,6 = 19,8
B
5,5
C
5,5 : 3,6 = 1,53
D
55

Slide 19 - Quiz

Van km/h  naar m/s
Van km/h naar m/s doe je dus door 
1. : 3600
2. x 1000

(Of in één keer : 3,6) (gedeeld door) 

Slide 20 - Diapositive

Een auto rijd met een snelheid van 90 km/h. Hoeveel m/s is dat?
A
90 x 3,6 = 324
B
9,0
C
90 : 3,6 = 25
D
90

Slide 21 - Quiz

Van gemiddelde snelheid terug naar afstand
Als je de gemiddelde snelheid en de tijd weet, kun je de afstand uitrekenen. Denk zelf eerst eens na over de volgende vraag: en probeer het zelf op te lossen. 

Slide 22 - Diapositive

Ik fiets met 15 km/h naar school, daar doe ik een uur over. Hoeveel km moet ik fietsen?
A
5 km
B
15 km
C
30 km
D
1,5 km

Slide 23 - Quiz

Afstand berekenen
Het gedeeld door streepje in km/h mag je lezen als het woordje 'per'.
Als ik 15 km/h fiets, fiets ik dus 15 kilometer per uur
Dan reken ik dus uit: snelheid x tijd = 15 km/h x 1 h = 15 km

De formule voor afstand is 

Slide 24 - Diapositive

Tom rijdt een flinke afstand op zijn racefiets. Na drieënhalf uur fietsen kijkt hij op zijn fietscomputer. Hij ziet dat zijn gemiddelde snelheid 28 km/h is.
Welke afstand heeft Tom in drieënhalf uur afgelegd?
A
28 / 3,5 = 8 km
B
28 / 3,5 x 3,6 = 28,8 km
C
28 x 3,5 = 98 km
D
28 x 3,5 x 3,6 = 352,8 km

Slide 25 - Quiz

Van gemiddelde snelheid terug naar tijd
Als je de gemiddelde snelheid en de afstand weet, kun je de tijd uitrekenen. Denk zelf eerst eens na over de volgende vraag: en probeer het zelf op te lossen. 

Slide 26 - Diapositive

Noud woont 3,4 km van school. Hij fiets met een snelheid van 15 km/h. Bereken hoeveel uur hij erover doet.
A
Tijd = 3,4 : 15 = 0,23 uur
B
tijd = 15 : 3,4 = 4,4 uur
C
Tijd = 3,4 x 15 = 51 uur
D
Noud heeft een lekke band en blijft vandaag thuis.

Slide 27 - Quiz

Als je als antwoord 0.23 uur hebt, hoe reken je dit dan om in minuten?
A
0,23 uur = 23 x 100 = 23 minuten
B
0,23 uur = 23 : 3,6 = 0.,038 minuten
C
0,23 uur = 23 x 60 = 13.6 minuten
D
Het is niet mogelijk om om te rekenen van minuten naar uren, omdat het getal kleiner is dan 1.

Slide 28 - Quiz

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 6.2 en maak de opdrachten 
Hulp: steek je vinger op, dan komen ik langs
Tijd:  tot einde van de les. 

Klaar... begin aan je flipbook

Slide 29 - Diapositive