Grammar: Persoonlijke en Bezittelijke Voornaamwoorden

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan

Slide 2 - Quiz

Uitleg ...

Slide 3 - Diapositive

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 4 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 5 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 6 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 7 - Quiz

Uitleg ...
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een relatie aan tussen een persoon / dier / ding en een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
mijn boek = het boek (zelfstandig naamwoord)  is van (relatie) mij (persoon)

Slide 8 - Diapositive

Uitleg ...
  • my           mijn
  • your         jouw / uw
  • his           zijn
  • her           haar
  • its            zijn / haar
  • our           ons / onze
  • your         jullie / uw
  • their         hun

Slide 9 - Diapositive

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 10 - Quiz

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 11 - Quiz

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.
A
her
B
his
C
its
D
our

Slide 12 - Quiz

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 13 - Quiz

Let's practise ...
Maak de volgende opdracht.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Your turn ...
Maak nu de volgende opdrachten

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Lien





   What have you learnt today?

Slide 20 - Question ouverte