HC Duitsland 2.2 en Koude Oorlog quiz

Quiz 
HC Duitsland 2.2 en Koude Oorlog
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Quiz 
HC Duitsland 2.2 en Koude Oorlog

Slide 1 - Diapositive

Dit is de kaart van Europa ....
A
Voor de Koude Oorlog
B
Tijdens de Koude Oorlog
C
Na de Koude Oorlog

Slide 2 - Quiz

De juiste volgorde is...
A
Hitler geboren, WO1, Verdrag van Versailles, Koude Oorlog
B
WO2, Interbellum, Koude Oorlog, Val Communisme
C
Verdrag van Versailles, Interbellum, Koude Oorlog, WO2
D
Interbellum, Verdrag van Versailles, WO2, Koude Oorlog

Slide 3 - Quiz

Waarom wordt de Koude Oorlog de Koude Oorlog genoemd?
A
Het is een oorlog gevoerd in een erg koude periode.
B
Het is een oorlog waarin veel kernwapens gebruikt worden.
C
Een oorlog waarin weinig directe actie wordt ondernomen.
D
Een oorlog waarin de sfeer erg 'koel' is.

Slide 4 - Quiz

Welk land was democratisch gedurende de Koude Oorlog?
A
Duitse Democratische Republiek
B
Bondsrepubliek Duitsland
C
USSR
D
Roemenië

Slide 5 - Quiz

Wat heeft niets met de Koude Oorlog te maken?
A
Weltpolitik
B
Containmentpolitiek
C
Truman-doctrine
D
Bouw van de Berlijnse Muur

Slide 6 - Quiz

Welke belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis zie je op de afbeelding?
A
Het einde van de Koude Oorlog
B
Conferentie van Potsdam
C
Conferentie van Jalta
D
Het begin van de Koude Oorlog

Slide 7 - Quiz

Hoe lang duurt de blokkade van Berlijn?
A
Bijna een jaar
B
De rest van de koude oorlog
C
6 maanden
D
Drie weken

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het IJzeren Gordijn?
A
Ondoordringbare grens tussen het Oostblok en het Westblok tijdens de Koude Oorlog.
B
Muur om West-Berlijn tijdens de Koude Oorlog.
C
En gordijn van ijzer dat het Oostblok van het Westblok scheidde tijdens de Koude Oorlog.
D
Een soort wedstrijd wie de meeste wapens heeft om macht te tonen.

Slide 9 - Quiz

Hoe heette het beleid van Truman om voedsel en economische hulp te bieden aan Europese landen?
A
De koude oorlog
B
Truman doctrine
C
Het Marshall plan
D
Roosevelt doctrine

Slide 10 - Quiz

Wie horen bij elkaar in de tijd van de Koude Oorlog?
A
Truman en Churchill
B
Tsaar Nicolaas en Kim Yong Un
C
Hitler en Mussolini
D
Stalin en Kennedy

Slide 11 - Quiz

We laten de Koude Oorlog beginnen na:
A
de nederlaag van Duitsland
B
de dood van Roosevelt (april 1945)
C
de nederlaag van Japan
D
het aftreden van Churchill (aug 1945)

Slide 12 - Quiz

Welke twee ideologieën stonden tegenover elkaar in de koude oorlog?
A
communisme en kapitalisme
B
socialisme en liberalisme
C
communisme en nationaal-socialisme
D
liberalisme en kapitalisme

Slide 13 - Quiz

Welke landen verdeelden Duitsland na WOII?
A
VS, SU, GB, Canada
B
VS, SU, GB
C
VS en SU
D
VS, SU, FA, GB

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort niet bij het begrip 'Vazalstaten'?
A
Satellietstaten
B
BRD
C
SU
D
Volksdemocratie

Slide 15 - Quiz

Welke begrippen horen bij de SU?
A
Vrijheid, totalitair, planeconomie, individu
B
Gelijkheid, totalitair, klasseloze samenleving, individu
C
Gelijkheid, totalitair, planeconomie, klasseloze samenleving
D
Vrijheid, klasseloze samenleving, planeconomie, parlement

Slide 16 - Quiz

Heimatvertriebenen zijn
A
oorlogsmisdadigers die niet meer gewenst zijn in Duitsland
B
Gevangengenomen Duitse soldaten uit bezette gebieden
C
Duitse nazi's die berecht werden voor hun oorlogsmisdaden
D
verdreven Duitsers uit Oost-Europa

Slide 17 - Quiz

Berlijn lag in de Westzone van Duitsland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Welke bewering over het Marshallplan is NIET waar?
A
Deze had als doel handel met Europa te herstellen.
B
Deze had als doel communisme tegen te gaan
C
Deze had als doel de West-Europese landen helpen
D
Deze had als doel samenwerking binnen Europa te bevorderen

Slide 19 - Quiz

Wat was GEEN gevolg van het Marshallplan?


A
De armoede in West-Europa werd verminderd.
B
Het economisch herstel in Oost-Europa verliep voorspoedig.
C
De populariteit van het communisme in West-Europa werd afgeremd.
D
In het zich herstellende West-Europa werden meer Amerikaanse producten gekocht.

Slide 20 - Quiz

Waarom verbood Stalin de Marshallhulp in Oost-Europa?
A
Hij verbood het helemaal niet
B
Hij was bang voor communistische invloed
C
Hij had een eigen hulpplan
D
Hij was bang voor kapitalistische invloed

Slide 21 - Quiz

Hoe reageren de Westerse landen op de blokkade van Berlijn door de SU (1948-1949)?
A
Ze bevoorraden West-Berlijn met een 'luchtbrug'
B
Ze doen niets uit angst voor een oorlog
C
Ze bevoorraden Oost-Berlijn met een 'luchtbrug'
D
Ze bevoorraden West-Berlijn met vrachtwagens

Slide 22 - Quiz

Hoe heette de economische samenwerking van de Oostbloklanden?
A
Comecon
B
Warschaupact
C
EGKS
D
Stasi

Slide 23 - Quiz

Welke woorden passen bij elkaar?
A
BRD en Stasi
B
DDR en Stasi
C
BRD en Warschaupact
D
DDR en Wirtschaftswunder

Slide 24 - Quiz

Stelling: De landen die samen het oostblok vormden na de oorlog waren democratische landen.
Waar
Niet waar

Slide 25 - Sondage

Welke omschrijvingen passen bij de DDR? Je mag meerdere antwoorden geven.
A
Stasi
B
Wirtschaftswunder
C
Comecon
D
Konrad Adenauer

Slide 26 - Quiz

Acht namen of begrippen:
1. Comecon.
2. Deutsche Mark.
3. EGKS.
4. NAVO.
5. Stasi.
6. Volkspolizei.
7. Warschaupact.
8. Wirtschaftswunder. Welke begrippen horen bij het Oostblok?
A
2 – 4 – 5 – 8.
B
1 – 2 – 6 – 8.
C
1 – 5 – 6 – 7.
D
3 – 4 – 5 – 7.

Slide 27 - Quiz

Het wonderbaarlijk snelle herstel van de West-Duitse economie na WO II noemen we:
A
Het wonder van Bern
B
Das grosse BRD-Wunder
C
Het wonder van Adenauer
D
Het Wirtschafswunder

Slide 28 - Quiz

Stelling: De DDR noemen we ook wel Oost-Duitsland
Waar
Niet waar

Slide 29 - Sondage

De Berlijns muur werd gebouwd omdat:
A
de DDR geen mensen meer uit West-Berlijn wilde ontvangen.
B
er teveel mensen vanuit Oost- naar West-Berlijn vluchtten.
C
de Amerikanen dat aan de SU hadden gevraagd
D
de SU elke ontmoeting tussen Oost en West wilde verbieden.

Slide 30 - Quiz

1 President Kennedy hield in Berlijn zijn ‘Ich bin ein Berliner’-toespraak.
2 Op de Conferentie van Potsdam werd Berlijn in bezettingszones verdeeld.
3 Tijdens de Marathon van Berlijn konden de hardlopers voor het eerst onder de Brandenburger Tor van West- naar Oost-Berlijn lopen.
4 De Amerikaanse regering stelde een luchtbrug in als reactie op de Blokkade van Berlijn.
5 Russische soldaten plaatsten de vlag van de Sovjet-Unie op het kapotgeschoten gebouw van de Rijksdag in Berlijn.
6 Oost-Duitse arbeiders begonnen met de bouw van de Muur in Berlijn.
Zet deze gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde.
A
2, 1, 6, 5, 4, 3
B
6, 2, 5, 1, 3, 4
C
5, 2, 6, 4, 1, 3
D
5, 2, 4, 6, 1, 3

Slide 31 - Quiz