Herhaling toetsstof toetsweek H1

Welke onderdelen worden getoetst in de toets?
1 / 17
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welke onderdelen worden getoetst in de toets?

Slide 1 - Carte mentale

Een artikel behoort tot:
A
informatieve teksten
B
overtuigende teksten
C
amuserende teksten
D
activerende teksten

Slide 2 - Quiz

Wat zijn de voorkeursplaatsen van een kernzin?

Slide 3 - Question ouverte

Welke functie kan een inleiding NIET hebben?
A
onderwerp benoemen
B
centrale vraag stellen
C
conclusie van de hele tekst geven
D
mening schrijver geven

Slide 4 - Quiz

Welke functie kan een slot NIET hebben?
A
conclusie of samenvatting
B
advies of waarschuwing
C
toekomstverwachting
D
introductie van personen

Slide 5 - Quiz

Noem een tussenwerpsel.

Slide 6 - Question ouverte

Een zin met twee persoonsvormen.
Een deel van een zin waarin de persoonsvorm op de 1e of 2e plaats staat.
Een zinsdeelstuk dat hetzelfde ervoor herhaalt, maar dan in andere woorden.
Het onderwerp is iets.
Naamwoordelijk gezegde
Bijstelling
Samengestelde zin
Hoofdzin

Slide 7 - Question de remorquage

Ontleed de enkelvoudige zinnen redekundig
pv, //, wg, ng, o lv, mv, bwb 
 Deze grappige meneer is opeens heel boos geworden.

 

Slide 8 - Diapositive

Een punt zet je
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Voor een uitleg
C
Aan het eind van een mededelende zin
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

welk antwoord hoort NIET bij het beletselteken?
A
Je geeft een langere pauze aan
B
Je maakt een woord of zin niet af
C
Drie puntjes
D
Je citeert een persoon

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

koppelt woorden en zinnen aan elkaar
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
verbindinswoord
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 13 - Question de remorquage

Wanneer gebruik je GEEN komma?
A
Begin van een citaat
B
Voor en na een bijstelling
C
Bij tussenwerpsels
D
Bij aansprekingen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Plaats hoofdletters en aanhalingstekens in de zin: alberto vroeg wie wil er nog een stroopwafel

Slide 16 - Question ouverte

Plaats leestekens, aanhalingstekens en hoofdletters
wil je sambal bij de nasi de loempia en bij het vlees vroeg de eigenaar van het restaurant

Slide 17 - Question ouverte