NK, Kapitel 7, les 8, week 44

Willkommen, 
heute ist Donnerstag der
31. Oktober 2024
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Willkommen, 
heute ist Donnerstag der
31. Oktober 2024

Slide 1 - Diapositive

Lernziel(e)
Je kunt het vragend en persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken. 

Je kunt de voorzetsels met de vierde naamval gebruiken. 


Slide 2 - Diapositive

Denk aan de formatieve woordjestoets volgende week !!

Slide 3 - Diapositive

Programma:
Deel 1:
Huiswerk nakijken
* Uitleg grammatica
* zelfstandig aan het werk

Deel 2:
* Uitleg PWW
* quiz/serie

Slide 4 - Diapositive

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 5 - Diapositive

D Grammatik : Werkwoorden met stam op -d/-t


Welke kenmerken heeft een zwak / regelmatig ww?

Slide 6 - Diapositive

Huiswerk nakijken
1. Schrijf in je schrift het overzicht van de pers.vnw +voorzetsels
2. Maak van Kapitel 7, E Grammatik
    Aufg. 18, 19, 20,
3. Maak van Kapitel 7, F, Sprechen,
    Aufg. 30, 31 en 35
4. Maak een korte SV van het filmpje!

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig aan het werk
1. Maak in je boek van Kapitel 6, E Sprechen
     Aufgabe 14, 17, 18, 21

2. Klaar? oefen in slim stampen van Kapitel 6

Slide 8 - Diapositive

Aufgabe 18a


für mich - voor mij
für sie - voor haar
für sie - voor hen
für uns - voor ons



Slide 9 - Diapositive

Aufgabe 18b

Slide 10 - Diapositive

Aufgabe 19
1 Du hast nie Zeit für ihn.
2 Für wen ist dieser Stuhl?
3 Herr Reichert, Telefon für Sie.
4 Die Wohnung ist zu groß für dich.
5 Ich habe Blumen für sie gekauft.
6 Haben Sie ein Zimmer frei für uns?
7 Ich habe den Tisch für sie reserviert.
8 Meine Freundin hat eine Überraschung für mich.

Slide 11 - Diapositive

Aufgabe 20
1 Ist das Buch für uns?
2 Haben Sie einen Stuhl für ihn?
3 Ich kaufe für sie ein blaues Sofa.
4 Wir haben das Zimmer für dich sauber gemacht.
5 Könntest du bitte für mich das Fenster schließen?
6 Beide Schränke dürft ihr behalten. Sie sind für euch.
7 Der Verkäufer hat eine neue Küche für sie bestellt.
8 Meine Mutter hat die Wand für Sie gestrichen, Frau Nolte.

Slide 12 - Diapositive

Neue Grammatik (volgende 2 dia's)
1. Schrijf de persoonlijk voornaamwoorden over in je schrift.

2. Schrijf de voorzetsels met de betekenis over in je schrift.

3. Kijk in de online methode de uitlegfilmpjes van de grammatica!!!!

Slide 13 - Diapositive

DOGBUF

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig aan het werk
1. Schrijf in je schrift het overzicht van de persoonlijke
    voornaamwoorden en de voorzetsels over van K 7
2. Maak van Kapitel 7, E Grammatik in je boek
    Aufg.   22, 23 en 24
3. Maak van Kapitel 7, G, Schreiben online
    Aufg. 37, 38, 39, 40





Slide 16 - Diapositive

Kijk de volgende serie voor luistervaardigheid! Typ deze link in je internet balk. 

https://www.ndr.de/fernsehen/sendungen/pfefferkoerner/folgen/Die-Pfefferkoerner-Staffel-20-Folge-249-Stinkbombe,pfefferkoerner4752.html



Slide 17 - Diapositive

Les 2
Eerst even kort een pauze
Les 2

Slide 18 - Diapositive

Opdracht Kijkvaardigheid
Schrijf in het kort een samenvatting over de serie die je hebt gekeken!

Slide 19 - Diapositive

Hebben jullie het begrepen?
1. er     Ich habe ein Buch für   _________ gekauft.
2. wir    Ohne ______  geht er nicht nach Hause!
3. sie    Gegen _________ verlieren wir immer.
4. u       Herr Gulpen, kann ich etwas für _____ tun?
5. jou    Ohne ______ fahre ich nicht zur Schule.
6. hem  Sie bemüht sich sehr um ________.
 

Slide 20 - Diapositive

7

Slide 21 - Vidéo

00:27
Aus welchem Land stammt "Halloween" ?
A
Amerika
B
Irland
C
Deutschland
D
England

Slide 22 - Quiz

01:23
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde (een gebeurtenis is verzonnen)
EERST
DAARNA
EN TOEN
DAARNA
TOT SLOT
De duivel wil Jack meenemen naar de hel.
Jack stelt voor een laatste biertje te drinken.
De duivel heeft geen geld mee dus verandert hij zelf in geld.
Jack stopt het geld in zijn zak maar daar zit ook een kruis.
Door het kruis kan de duivel niet terug veranderen
Jack geeft de duivel zijn kruis

Slide 23 - Question de remorquage

01:38
Welke deal sloot Jack met de duivel?
A
Ze dronken nog een biertje en Jack betaalde.
B
De duivel en Jack besloten elkaar met rust te laten.
C
Jack liet de duivel vrij in ruil voor een extra jaar te leven.

Slide 24 - Quiz

02:00
Welk fruit moest de duivel uit de boom halen (auf Niederländisch)

Slide 25 - Question ouverte

02:34
Jack stierf kort nadat hij had afgesproken dat de duivel hem met rust zou laten, maar wat gebeurde er toen?
A
Hij was niet welkom in de hemel, maar mocht alsnog in de hel komen
B
Hij wilde niet naar de hemel, maar toch liever naar de hel.
C
Hij was niet welkom in de hemel en niet welkom in de hel en bleef dus als geest
D
Jack werd weer tot leven gewekt.

Slide 26 - Quiz

02:57
De duivel gaf Jack een hete kool die hij in een knol stopte. Wat symboliseerde die kool?
A
het licht van de toekomst
B
het brandende licht van de hel
C
aandenken aan de hel
D
het was een aalmoes (gift) van de duivel

Slide 27 - Quiz

03:39
De knol werd uiteindelijk een pompoen, hoe dat zo?
A
Toen Halloween in Amerika kwam, hadden ze daar geen knollen en dus namen ze pompoenen.
B
In Amerika lusten ze geen knollen, dus gebruikten ze de pompoen.
C
In Amerika had je relatief weinig knollen en dus werden er pompoenen gebruikt.

Slide 28 - Quiz

Op welke dag wordt Halloween gevierd?
A
1 november
B
31 oktober
C
30 oktober
D
Vandaag!

Slide 29 - Quiz

Was bedeutet das Wort "Halloween"
(All Hallows´ Eve)?
A
Der Abend vor Allerheiligen
B
Der Abend zum Weinen
C
Der Abend vor Samhain
D
Der Abend des Teufels

Slide 30 - Quiz

Hausaufgaben

1. Leer de woorden van Kapitel 7 voor de formatieve bonustoets
2. Maak van Kapitel 7, E Grammatik
    Aufg. 22, 23 en 24
3. Maak van Kapitel 7, F, Sprechen,
    Aufg. 37, 38, 39, 40






Slide 31 - Diapositive

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Je kunt het vragend en persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.

Je kunt de voorzetsels met de vierde naamval gebruiken. 





Slide 32 - Diapositive