grammatica thema 8

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Thema 8

Welke themawoorden ken je?

Wat is de tegenstelling van recht?

1. makkelijk
2. krom
3. weinig
4. gezond

Wat is de tegenstelling van sterk?

1. zwak
2. modern
3. ijverig
4. vrolijk

Wat is de tegenstelling van lui?

1. moeilijk
2. ouderwets
3. ijverig
4. bedroefd

Wat is de tegenstelling van makkelijk?

Wat is de tegenstelling van ziek?

Wat is goed?

1. Het regenen
2. het stormt
3. het waai
4. het schijnen

Wat is goed?

1. ik vall
2. hij hebt
3. wij is
4. ik schaats

Wat is goed?

1. het stijg
2. het dalt
3. het daalt
4. het steigt

Hoe laat is het?

1. 08:20
2. 20:25
3. 09:20
4. 21:25

Hoe laat is het?

1. 12:40
2. 00:35
3. 01:35
4. 12:35

Wat is goed?

1. januwari
2. february
3. january
4. februari

Wat is goed?

1. mart
2. april
3. mij
4. junie

Wat is goed?

1. julie
2. augustus
3. septenber
4. october

De jongen loopt ........... de tafel.

1. over
2. na
3. bij
4. tegen

In welk seizoen is de maand november?

1. lente
2. herfst
3. zomer
4. winter

In welk seizoen is er veel regen?

1. herfst
2. lente
3. zomer
4. winter

Is dit een mug?

Is dit een spin?