unit 5 lesson 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Unit 5 lesson 4

mijn.schooltas.net

Vocabulary

Vertaal: wesp

Vertaal: rij

Vertaal: apotheek

Vertaal: spoedgeval

Vertaal: pijnstiller

Translate: bee

Translate: sweaty

Translate: sting

Translate: orchard

Translate: calm down (to)

Grammar: will (future)

The Future

Will = Zullen

- Bij een voorspelling/wens waar geen bewijs voor is.
- Bij een voorstel/besluit op het moment van spreken

Bijvoorbeeld
I will play the guitar tomorrow.
The teacher will give a test next week. 

+ / - / ?

Vorm: Will + hele ww. 

+   I will stay at home tonight. 
-   I will not stay at home tonight.
?   Will I stay at home tonight?

Vertaal: Gebruik 'will'
Ik zal lezen.

Vertaal: Gebruik 'will'
Jij zult werken.

Vertaal: Gebruik 'will'
Hij zal gaan.

Vertaal: Gebruik 'will'
Wij zullen spelen.

Vertaal: Gebruik 'will'
Jullie zullen schrijven.

FUTURE  (Will - Won't)

Will wordt gebruikt om iets aan te bieden, iets te beloven of om voorspellingen te maken.

Je kunt  'Will" samentrekken tot ...`ll.

Future: WILL 

Wanneer je over de toekomst praat, kun je will  gebruiken.  

Je gebruikt will + het hele werkwoord wanneer je over de toekomst praat.  

We will be back soon. 

I will help you with your homework. 

Jane will tell you everything. 

Future: SHALL

Je gebruikt Shall in vragen over de toekomst met

 I   & We. 

Shall I help you? 

When shall we meet?

Future - will

I will/shall read. !

You will swim. !

He will write. !

We will/shall sing. !

You will dance. !

They will walk. ! 

Future = will

Shall I read ?

will you swim?

will he write?

Shall we  sing?

Will you dance?

Will they  walk ?

She ___________ turn sixteen next June.

Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord

will

shall

He ___________ tell you what to do.

Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord

will

shall

___________ I help you with your homework?

Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord

Will

Shall

    The weather ________ be sunny and dry tomorrow.

    Marc ________ join us for dinner, he's not hungry.

   _______ we meet at eight on Friday?

     Maybe they _______ give you you money back if you ask nicely.

will

won't

shall

will

Unit 5 lesson 4: opdr. 29 t/m 38