Taalcompleet A2 1.15
1 / 22
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Ik ben klein
Hij is ................
Hij is ................
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Ik ben dik
Zij is .........................
Zij is .........................
Slide 4 - Question ouverte
de hond is lief
De kat is ......................
De kat is ......................
Slide 5 - Question ouverte
de schoen is groot
Mijn schoen is ......................
Mijn schoen is ......................
Slide 6 - Question ouverte
een fiets is duur
een auto is ................................
een auto is ................................
Slide 7 - Question ouverte
Patat is lekker
Pizza is ............................
Pizza is ............................
Slide 8 - Question ouverte
Een appel is duur
Een kiwi is .........................
Een kiwi is .........................
Slide 9 - Question ouverte
Hij voetbalt goed
Zij voetbalt .............................
Zij voetbalt .............................
Slide 10 - Question ouverte
praten is belangrijk
luisteren is ..................................
luisteren is ..................................
Slide 11 - Question ouverte
De stoel is zwaar
De tafel is ............................
De tafel is ............................
Slide 12 - Question ouverte
De kamer is vies
De keuken is ............................
De keuken is ............................
Slide 13 - Question ouverte
Brood is gezond
Fruit is .....................................
Fruit is .....................................
Slide 14 - Question ouverte
Ik heb weinig
Mijn zus heeft ...............................
Mijn zus heeft ...............................
Slide 15 - Question ouverte
Ik kom hier vaak
Hij komt hier .........................
Hij komt hier .........................
Slide 16 - Question ouverte
Ik zie jou graag
Ik zie hem ..........................
Ik zie hem ..........................
Slide 17 - Question ouverte
Dat kun je goed
Dat kan hij ..............................
Dat kan hij ..............................
Slide 18 - Question ouverte
Ik heb veel appels
Hij heeft er ...........................
Hij heeft er ...........................
Slide 19 - Question ouverte
Ik heb weinig geld
Zij heeft ..................... geld
Zij heeft ..................... geld
Slide 20 - Question ouverte
Mijn man is mooi
Ik ben ......................................
Ik ben ......................................
Slide 21 - Question ouverte
Dat zijn veel appels
Maar er zijn .......................... peren
Maar er zijn .......................... peren
