Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vandaag gaan we beginnen aan 3.1 en 3.1 helemaal afronden. (alle opgaven kunnen vandaag gemaakt worden)
Planner staat in SOM
Slide 3 - Diapositive
Leg uit hoe consumeren zorgt voor milieuschade.
Slide 4 - Diapositive
Een energierekening hoort bij de vaste lasten van gezinsuitgaven. De kosten van een energierekening kon je verdelen in 2. Waar horen de netbeheerkosten van de energierekening bij?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
Slide 5 - Quiz
Maatschappelijke kosten zijn alle negatieve gevolgen op de samenleving van milieuschade. Wat is géén voorbeeld van maatschappelijke kosten?
A
Heffingen betalen voor het voorkomen of herstellen van milieuschade.
B
Meer werkgelegenheid.
C
Uitlaatgassen
D
Verdwijnende natuurgebieden.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
De benzineprijs is sinds vorige week met €0,05 per liter gestegen. Welke geldfunctie herken je in deze situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 9 - Quiz
Je rekent met je mobiel een frikandelbroodje af bij de AH. Welke geldfunctie herken je in de situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 10 - Quiz
Mevrouw Peroti volgt elke dinsdag DJ les bij een DJ. Deze DJ komt daarom elke vrijdag in ruil daarvoor zijn haren vlechten bij mevrouw Peroti. Van wat voor ruil is hier spraken?
A
Indirecte ruil
B
Directe ruil
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Jely heeft €34,12 op haar bankrekening staan. Waar hoort dit geld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 13 - Quiz
Simon heeft thuis heel veel kleingeld in zijn portemonnee. Waar hoort kleingeld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Als je online iets bestelt bij Bol.com Waar betaal je dan mee?
A
Pinpas en pincode
B
iDeal
C
Contactloos met je mobiel
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Diapositive
Als ik op mijn bankrekening €0,81 heb staan. Sta ik dan debet of credit?
A
Credit
B
Debet
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
docs.google.com
Slide 24 - Lien
Samenvatting maken met alle leerlingen die een 6,0 staan of lager.