Lezen les 4 Tekstindeling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Periode 4     les 1

Maandaggroepen

Studiewijzer

In TEAMS en one-note staat de nieuwe studiewijzer.

Wij lopen 1 week achter, dus we starten na de vakantie met week 1.

Doel van deze periode:

Niveaubepaling TOA afgerond

Opbouwopdrachten lezen (studiemeter) (2F of 3F) af (lessen volgen)

Taalverzorgingstoets afgerond

Woordenschat: betekenissen en contextzinnen af

Indeling en lesdoelen

Terugblik tekstsoorten / tekstdoelen (koppeling lezen/schrijven)

Voorkennis ophalen

Je weet wat verkennend en globaal lezen inhoudt en je weet wanneer je dit toe kunt passen.

Je kunt uitleggen hoe een tekst is opgebouwd.

(inleiding, kern, afsluiting) 

(Koppeling lezen/schrijven)

Opbouwopdrachten maken

Wat is het tekstdoel van...

een cabaretstuk?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Amuseren

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?

1. een aanmeldformulier
2. een advertorial
3. een instructie
4. een wervingstekst

Wat is het tekstdoel van...

een handleiding?

1. Informeren
2. Instrueren
3. Overtuigen
4. Amuseren

Wat is de tekstsoort van de tekst op de vorige slide?

1. een adviesrubriek
2. een column
3. een handleiding
4. een nieuwsartikel

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje

Informeren

Instrueren

Overtuigen

Amuseren

Wat is globaal lezen?

1. Bekijk de tekst en lees de eerste alinea.
2. Lees de titel, inleiding en de eerste en laatste zin van elke volgende alinea en het slot.
3. Bekijk de tekst en zoek de informatie die je nodig hebt.
4. Lees de tekst helemaal en nauwkeurig.

Wat is verkennend lezen?

1. Je leest de titel, tussenkopjes en de eerste en laatste alinea om te kijken of je de tekst kunt gebruiken
2. Je verkent de tekst door deze snel door te lezen.
3. Je gaat gericht op zoek naar informatie over een onderwerp of het antwoord op een vraag.

Verkennend lezen

Voordat je een tekst echt gaat lezen, bekijk je die tekst. Daardoor kom je er al veel over te weten. Het bekijken van een tekst zonder dat je die echt leest, heet verkennend lezen.

Als je verkennend leest, bekijk of lees je:

- de titel en de tussentitels

- de eerste en de laatste alinea

- de woorden die dik of schuin zijn gedrukt

- de plaatjes én de tekst bij de plaatsjes

- de bron die (vaak) onder de tekst staat.

Je vraagt je daarbij af:

- wat is het onderwerp van de tekst?

- wat weet ik al van het onderwerp?

- wat voor een soort tekst is het? Bijvoorbeeld een recept, een krantenbericht?

- wat is de bron en wie is de schrijver?

Wanneer lees je een tekst globaal en wanneer verkennend?

Wat gebruik je tijdens een examen?

De opbouw van een tekst

Wat is de juist volgorde van deze tekst?

Uit deze signaalzin kun je opmaken, dat er nieuwe
informatie in de alinea gegeven gaat worden.

      "4. Behalve de gegevens uit de Verenigde Staten en Europa, 

            heb ik ook gegevens uit Nederland."

1. Waar
2. Niet waar

Wat 'hier' is, staat verderop in de alinea.

      "6. Nu is hier wel een kanttekening bij te plaatsen"

1. Waar
2. Niet waar

Wat is 'dit' voor woord?

       2. Maar waar is dit op gebaseerd? En klopt het wel?

1. Een signaalwoord
2. Een lidwoord
3. Een verwijswoord
4. Een belangrijk woord

Een signaalwoord maakt duidelijk wat alinea’s, of zinnen met elkaar te maken hebben.

1. Ja, helemaal goed!
2. Ja, maar ze kunnen ook verwijzen naar iets wat eerder in de tekst genoemd is.
3. Nee, signaalwoorden verwijzen naar iets wat eerder in de tekst genoemd is.
4. Ik weet niet wat een signaalwoord is.

De signaalwoorden 'daarna' en 'en' geven aan dat er sprake is van een opsomming.

1. Dat klopt
2. Dat is niet zo

De signaalwoorden 'daarna' en 'en' kunnen aangeven dat er alinea's worden opgesomd (meerdere goed)

1. Dat is goed.
2. Dat klopt, maar er kan ook een opsomming binnen in diezelfde alinea komen.
3. Ik weet dat er al iets uit die opsomming genoemd is
4. Nee, deze signaalwoorden geven een 'tijdverband' aan.

Hoe tevreden ben je over deze les?

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag:

Voorbereiding CE Lezen/Luisteren 2F/3F

Opbouwopdrachten:

Verkennend en globaal lezen en Tekstindeling

Woordenschat/Betekenissen oefening 10