Beeldende begrippen klas 2 Vorm - H/V

Vorm & Vormcontrast
Klas 2 beeldende begrippen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vorm & Vormcontrast
Klas 2 beeldende begrippen

Slide 1 - Diapositive

Wat zie je hier?
A
Een rondje
B
Een cirkel
C
Een bol
D
Een ring

Slide 2 - Quiz

2D - tweedimensionaal
Een vorm is vlak als hij 2 maten heeft, hoogte & breedte of lengte en breedte. 2D vormen kun je maar vanuit 1 punt goed bekijken, namelijk recht van voren.

Cirkel - Vierkant - Driehoek - Rechthoek - Ovaal

Slide 3 - Diapositive

3D - driedimensionaal
Een ruimtelijke vorm neemt in drie richtingen ruimte in. Ze bestaan uit lengte, breedte en hoogte. 3D vormen kun je van verschillende kanten bekijken.
Bol - Kubus - Piramide - Cilinder - Kegel

Slide 4 - Diapositive

Is de linker vorm of de rechter vorm een piramide?
A
De linker
B
De rechter
C
Geen van beide
D
Beide

Slide 5 - Quiz

Hoe noemen we deze vorm?
A
Cilinder
B
Piramide
C
Kubus
D
Kegel

Slide 6 - Quiz

Geometrische vormen
Geometrische vormen worden ook wel wiskundige vormen genoemd. Deze vormen kun je maken met liniaal of passer (meetinstrumenten). Voorbeelden zijn: vierkant, driehoek, cirkel, rechthoek etc. Geometrische vormen kunnen ook ruimtelijk zijn, voorbeelden zijn; kubus, bol, balk en cilinder. 

Slide 7 - Diapositive

Organische vormen
Zijn het tegenovergestelde van geometrische vormen. Deze vormen zijn afgeleid van plantaardige, dierlijke of menselijke vormen. Organische vormen zijn rond, vloeiend of gebogen. 

Slide 8 - Diapositive

Welke basisvormen zijn hier te zien?
A
Organische vormen
B
Geometrische vormen

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
2D
B
3D
C
Geometrische vormen
D
Organische vormen

Slide 10 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Figuratieve kunst
B
Symmetrisch
C
Organische vormen
D
Geometrische vormen

Slide 11 - Quiz

Vormcontrast
Een vormcontrast ontstaat wanneer er 2 vormen die tegen elkaar afsteken, tegelijk in 1 beeld worden gebruikt. Voorbeelden zijn:
Rond - hoekig
Groot - klein
Gesloten - open
Symmetrisch - Asymmetrisch

Slide 12 - Diapositive

Rond-hoekig

Slide 13 - Diapositive

Organisch - geometrisch

Slide 14 - Diapositive

Groot-klein

Slide 15 - Diapositive

Gesloten-open

Slide 16 - Diapositive

Statisch - Dynamisch

Slide 17 - Diapositive

Symmetrisch - Asymmetrisch

Slide 18 - Diapositive

Welk vormcontrast zie je hier?
A
Symmetrisch-Asymmetrisch
B
Gesloten-open
C
Groot-klein
D
Geometrisch-Organisch

Slide 19 - Quiz

Welk vormcontrast zie je hier?
A
Klein-Groot
B
Symmetrisch - Asymmetrsich
C
Open-Gesloten
D
Geometrisch-Organisch

Slide 20 - Quiz

Maak met verschillende materialen 5 kleine ruimtelijke studies waarin per studie een vormcontrast is verwerkt.
OPDRACHT
- Elke studie bevat één of twee verschillende materialen
- Voor elk van de hieronder benoemde vormcontrasten maak je een ruimtelijke studie
- Elke studie past binnen de marges van een denkbeeldige kubus van 15 x 15 x 15 cm
- Verf en andere materialen om je studie kleur te geven zijn NIET toegestaan, de kleur van je materiaal is what it is

Vormcontrasten:
• Organisch – Geometrisch
• Statisch – Dynamisch
• Groot – Klein
• Open – Gesloten
• Symmetrisch - Asymmetrish
- Leg verschillende materialen op tafel en assembleer en combineer verschillende samenstellingen
- Kijk of je vormen kunt knippen, snijden, zagen, boetseren, die horen bij een van bovenstaande vormcontrasten
- Creëer en maak nu de combinaties definitief
- Zorg voor 5 overduidelijke studies
- Zet de vormcontrasten op een rijtje, laat zien (schrijf op briefje bijv.) welk vormcontrast het is en maak er 1 of meerdere mooie foto’s van. 

Slide 21 - Diapositive