H4 Elektriciteit tweede les

Welkom

Hou je telefoon klaar...
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Hou je telefoon klaar...

Slide 1 - Diapositive


2 manieren om meerdere apparaten in 1 kring te schakelen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Wat geeft de tweede
stroommeter aan ?
A
Meer dan 0,10 A
B
Minder dan 0,10 A
C
0,10 A
D
0

Slide 4 - Quiz

Serieschakeling: de stroom
Ibron = I1 = I2 = I3 (stroom wordt niet verbruikt!)

Slide 5 - Diapositive

De drie lampjes zijn identiek.

Wat geeft de stroommeter bij
het vraagteken aan?
A
0,2 A
B
0,6 A
C
1,2 A
D
1,8 A

Slide 6 - Quiz

Parallelschakeling: de stroom
Ibron = I1 + I2 + I3

Slide 7 - Diapositive

De drie lampjes zijn identiek.

Wat geven de drie Voltmeters aan?
A
12 V; 12 V; 12 V
B
4 V; 8V; 12 V
C
0,1 V; 0,1 V; 0,1V
D
4V; 4V; 4V

Slide 8 - Quiz

Serieschakeling: de spanning
Ubron = U1 + U2 + U3

Slide 9 - Diapositive

De drie lampjes zijn identiek.

Wat geven de drie Voltmeters aan?
A
4V; 4V; 4V
B
4V; 8V; 12 V
C
12V; 8V; 4V
D
12 V; 12V; 12V

Slide 10 - Quiz

Parallelschakeling: de spanning
Ubron = U1 = U2 = U3

Slide 11 - Diapositive

Spanningsbronnen
0- 30 V                     1,5 V                                   ?       

Slide 12 - Diapositive

Hoe groot is de spanning over de stopcontacten in huis?
A
120 V
B
200 V
C
230 V
D
320 V

Slide 13 - Quiz

In huis werkt alles op 230 V
maar niet alles verbruikt evenveel energie...


Slide 14 - Diapositive

De hoeveelheid energie die een elektrisch apparaat per seconde verbuikt noemen we
A
de spanning
B
de stroomsterkte
C
de weerstand
D
het vermogen

Slide 15 - Quiz

Wasmachine: P = 2.000 W
P = U x I      (vermogen = spanning x stroomsterkte)
dus:    I = P / U 

dus:    I = 2.000 W/ 230V = 8,7 A

Slide 16 - Diapositive

Televisie: P = 150 W
P = U x I      (vermogen = spanning x stroomsterkte)
dus:    I = P / U 

dus:    I = 150 W/ 230V = 0,65 A

Slide 17 - Diapositive

Stroom door apparaten
 I = 150 W/ 230V = 0,65 A                           I = 2.000 W/ 230V = 8,7 A    




Waarom gaat er meer stroom door de wasmachine?             

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Eigenschap van een apparaat: de weerstand (R)
De koplamp heeft een kleinere weerstand dan het nummerbordlampje.
De wasmachine heeft een kleinere weerstand dan de tv.


De weerstand kun je uitrekenen met:


                                                            𝑅= 𝑈/𝐼        𝑜𝑓           𝑈=𝐼∙𝑅



                                                            R = weerstand
                                                            U = spanning
                                                             I = stroomsterkte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Bereken de weerstand
Door een brandende koplamp gaat 4,6 A.
De spanning van de accu is 12 V.
R = U/I, dus

R = 12 V / 4,6 A = 2,6 Ω


Slide 23 - Diapositive

De stroom door het nummerbordlampje
is 0,5 A. De spanning van de accu is 12 V.

De weerstand van het lampje is
A
0,04 Ω
B
6 Ω
C
12 Ω
D
24 Ω

Slide 24 - Quiz

R = U/I   dus    I = U/R
Handig als je de weerstand weet, dan weet je
van een apparaat ook hoe het werkt bij een andere 
spanning.    Bij dit lampje is de weerstand R = 24 Ω.

Bij 12 V loopt er 0,5 A.

Bij 6 V loopt er:   I = U/R    dus    I = 6V / 24 Ω = 0,25 A

Slide 25 - Diapositive

De weerstand van het nummerbordlampje
is 24 Ω. De spanning van de accu wordt
verhoogd naar 14 V.
De stroomsterkte door het lampje wordt dan
A
0,50 A
B
0,58 A
C
1,71 A
D
336 A

Slide 26 - Quiz

Verlaag de spanning (U) van 12 naar 6 Volt:
de stroom (I) wordt dan kleiner en gaat van 0,50 A naar 0,25 A

Slide 27 - Diapositive

Verhoog de spanning (U) van 12 naar 14 Volt:
de stroom (I) wordt dan kleiner en gaat van 0,50 A naar 0,58 A







I = U/R   dus   I = 12V / 24Ω = 0,50 A            I = U/R   dus I = 14V / 24Ω = 0,58 A

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag
       3.3
       Maak: 40 - 43
       3.4
       Maak: 44-51

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Iemand komt per ongeluk onder spanning te staan.
De spanning in woonhuizen is normaal gesproken 230 V.
De weerstand die de stroom ondervindt hangt af van de 
“contactpunten” en van de lichaamsweerstand.

De lichaamsweerstand is bij een volwassen mens 
ongeveer 1 kΩ.
De contactweerstand kan verschillende waardes 
aannemen.

Waar hangt de contactweerstand van af?




Slide 31 - Diapositive

Waar hangt de contactweerstand van af
denk je?

Slide 32 - Question ouverte

Iemand komt per ongeluk onder spanning te staan.
De spanning in woonhuizen is normaal gesproken 230 V.
De weerstand die de stroom ondervindt hangt af van de 
“contactpunten” en van de lichaamsweerstand.

De lichaamsweerstand is bij een volwassen mens 
ongeveer 1 kΩ.

Hoe groot is de stroom die door deze persoon loopt 
als de contactweerstand 0 is ?




Slide 33 - Diapositive

De weerstand die de stroom ondervindt hangt af van de
“contactpunten” en van de lichaamsweerstand.
De lichaamsweerstand is bij een volwassen mens
ongeveer 1 kΩ.

Hoe groot is de stroom die door deze persoon loopt
als de contactweerstand 0 is ?

Slide 34 - Question ouverte

De weerstand die de stroom ondervindt hangt af van de “contactpunten” en van de lichaamsweerstand.
De lichaamsweerstand is bij een volwassen mens ongeveer 1 kΩ.
De contactweerstand kan verschillende waardes aannemen.

1 Waar hangt de contactweerstand van af?
Vooral van wat je aan hebt of niet (schoenen, handschoenen) én van hoe droog of nat het contactoppervlak is.
2 Bereken de grootte van de stroom bij een lichaamsweerstand van 1kΩ.
en een contactweerstand van 0.
I = U/R dus I = 230 / 1.000 = 0,23 A = 230 mA

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Zelf doen:       

       3.3
       Maak: 40 - 43
       3.4
       Maak: 44-51

Slide 37 - Diapositive