duits klokkijken en tellen

Les Duits 
tellen en klokkijken
Wat kan ik aan het einde van de les?
1. tellen tot en met 20 in het Duits.
2. halve uren in het Duits benoemen met klokkijken en ook schrijven.
3. kwart voor - en kwart over benoemen in het Duits met klokkijken en ook schrijven.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Les Duits 
tellen en klokkijken
Wat kan ik aan het einde van de les?
1. tellen tot en met 20 in het Duits.
2. halve uren in het Duits benoemen met klokkijken en ook schrijven.
3. kwart voor - en kwart over benoemen in het Duits met klokkijken en ook schrijven.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Tientallen: cijfer + zig
Behalve bij 10 (zehn)
                      20 (zwanzig)
                      60 (sechzig) 
                      70 (siebzig)
                      

Slide 3 - Diapositive

Getallen tussen 10 en 20:
cijfer + zehn 

Behalve bij 11 (elf), 12 (zwölf), 16 (sechzehn), 17 (siebzehn) en 20 (zwanzig)   

                      

Slide 4 - Diapositive

Getallen hoger dan 20:
cijfer + und + tiental

 

                      

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Klokkijken

Klokkijken kunnen we bijna allemaal wel.
Maar in een andere taal is het soms net even wennen.
Hoe werkt het precies in het Duits? 


En wat zijn de verschillen? Hier lees je het allemaal!
Als je in het Duits wilt vragen hoe laat het is, zeg je: “Wie spät ist es?” (= hoe laat is het?).

Slide 7 - Diapositive

Klokkijken in het Duits doe je op dezelfde manier als in het Nederlands.
Het is wel belangrijk om de Duitse getallen goed te kennen en enkele belangrijke woorden:

Slide 8 - Diapositive

Belangrijke woorden

vor = voor
nach = n
halb = half
Viertel = kwart
Uhr = uur
Let op! 'Viertel' en 'Uhr' worden met een hoofdletter geschreven, net als andere zelfstandige naamwoorden in het Duits.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

Hier volgen enkele voorbeelden :




Es ist drei Uhr. = Het is drie uur.
Es ist zehn nach eins = Het is tien over één
Es ist zehn nach halb acht = Het is tien over half acht
Es ist halb vier = Het is half vier
Es ist ein Viertel vor zwei = Het is kwart voor twee
Es ist fünf vor fünf = Het is vijf voor vijf
Es ist zehn vor halb sechs = Het is tien voor half zes

Slide 12 - Diapositive

Oefen nu zelf met het werkblad

Slide 13 - Diapositive