Thema 5, week 2 Les 9 - Samengestelde werkwoorden

lesdoel

Ik kan samengestelde werkwoorden herkennen en de samengestelde werkwoorden juist schrijven.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

lesdoel

Ik kan samengestelde werkwoorden herkennen en de samengestelde werkwoorden juist schrijven.

Slide 1 - Diapositive

lachen
lopen
delen
schrijven
zuigen
schaatsen
uitlachen
hardlopen
uitdelen
omschrijven
stofzuigen
rolschaatsen

Slide 2 - Diapositive

een samengesteld werkwoord bestaat uit twee delen


  beeld     +    houwen          =    beeldhouwen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Kun jij een voorbeeld geven van een samengesteld werkwoord?

Slide 6 - Question ouverte

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?
A
braden
B
koken
C
kneden
D
aanbranden

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?
A
lopen
B
hardlopen
C
wandelen
D
kruipen

Slide 8 - Quiz

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
Ik zwaai mijn moeder uit.

Slide 9 - Question ouverte

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
De jongen legt zijn pen neer.

Slide 10 - Question ouverte

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
De man reist rond de wereld.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?
A
spellen
B
voorspellen
C
fantaseren
D
lachen

Slide 13 - Quiz

lachen
lopen
delen
schrijven
zuigen
schaatsen
uitlachen
hardlopen
uitdelen
omschrijven
stofzuigen
rolschaatsen

Slide 14 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een scheidbaar en een onscheidbaar samengesteld werkwoord?

Slide 15 - Question ouverte

Onscheidbare  samengestelde werkwoorden
Scheidbare samengestelde
werkwoorden
Omschrijven
Opbergen
Kennismaken
Glimlachen
Ondervragen

Slide 16 - Question de remorquage

Welk samengesteld werkwoord kan je maken in deze zin?
Tim bergt zijn etui op.
A
etuibergen
B
bergt op
C
opbergen

Slide 17 - Quiz

Vul het hele werkwoord in.
Zij doet de deur voor ons open.

Slide 18 - Question ouverte

Vul het hele werkwoord in.
Melle komt laat aan.

Slide 19 - Question ouverte

Vul het hele werkwoord in.
De meteoroloog voorspelt het weer.

Slide 20 - Question ouverte

aan het werk
Thema 6, week 4
Les 2

Opgave 1
Opgave 2
Opgave 3
Klaar? Weektaak afmaken.

Slide 21 - Diapositive