Tussenletters samenstellingen

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Samenstellingen
  • Je kunt samenstellingen maken door 'soms' gebruik te maken van tussenletter(s

Slide 2 - Diapositive

Uitleg

Samenstelling zijn twee woorden die SAMEN één woord worden



vb. bureau + blad = bureaublad

boeken + plank = boekenplank

Slide 3 - Diapositive

Tussenletter -en-

Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.

Krant  = kranten  -> krantenbezorger

Kip      =  kippen   -> kippensoep

Slide 4 - Diapositive

Tussenletter -e-
  • Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is

vb. Zon = zonnestelsel, Koningin = Koninginnedag


  • Het eerste woord is versterkend

vb. Apetrots = heel trots, beresterk = heel sterk


  • Het eerste woord heeft een mv op -en en op -s

vb. Groente = groentes & groenten -> groentesoep

Slide 5 - Diapositive

Tussenletter -s-

Deze kun je vaak horen

- vb. Meningsverschil, jongensbroek

Als het eerste woord eindigt op een -s en het tweede woord begint met een -s 

- dames + sjaal = damessjaal




Slide 6 - Diapositive

Streepje
Als het eerste deel een cijfer of een afkorting is
- A4-papier
- vmbo-leerling

Als je het erna verkeerd kan uitspreken (klinkerbotsing)
- auto-ongeluk
- zo-even

Slide 7 - Diapositive

Los of aan elkaar?
Schrijf je de woorden los van elkaar, dan is de betekenis anders.
- Dit moet ten minste vijf minuten in de oven.
- Het is misschien ongezond, maar ik heb tenminste wat te eten.

Slide 8 - Diapositive

Welke is goed gespeld?
Je krijgt zo een aantal woorden.
Ik tel af, dan steek je 1,2 of 3 vingers op voor het juiste antwoord.
1 vinger A
2 vingers B
3 vingers C

Slide 9 - Diapositive

erwt+soep
A
erwtesoep
B
erwtensoep

Slide 10 - Quiz

liefde+brief
A
liefdebrief
B
liefdenbrief
C
liefdesbrief

Slide 11 - Quiz

maan+schijn
A
manenschijn
B
maneschijn

Slide 12 - Quiz

meisje+schoen
A
meisjesschoen
B
meisjeschoen

Slide 13 - Quiz

dier+winkel
A
dierenwinkel
B
dierwinkel

Slide 14 - Quiz

kip+vel
A
kippevel
B
kippenvel

Slide 15 - Quiz

zon+straal
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 16 - Quiz

Maken
Les 26 
Opdracht 2, 4, 8

Slide 17 - Diapositive