Check TW3 1HV

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Check TW3 1HV

Binnenkort toetsweek...

Stof: 

Être / avoir / werkwoorden op -er

U4 app 1 t/m 7 + 10 FN-NF

La maison

Le bureau

La chambre

La salle de séjour

Le jardin

La salle de bains

ALLER
is een

1. regelmatig werkwoord
2. onregelmatig werkwoord

Sur =

Sur =

Tegenover =

Aller = ...............

1. zijn
2. gaan
3. hebben
4. doen, maken

je ___ (aller)

1. alle
2. va
3. vais
4. vas

Ik dans

1. Je danses
2. Je danse
3. Je danser
4. Je dansee

Jij eet

1. Tu mange
2. Tu manges
3. Tu manger
4. Tu mangent

Jullie houden van

1. Vous aimez
2. Nous aimons
3. Vous aimons
4. Nous aimez

Vul de uitgang aan:
On termin___

Vul de uitgang aan:
Nous travaill___

voor =

Tu (aller)

1. vais
2. as
3. es
4. vas

vous (aller)

1. allez
2. allons
3. allerez
4. alliez

Ils .... (aller)

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Elle (aller)

1. vais
2. va
3. vas
4. a

Nous .... (aller)

elles ... (aller)

Louise .... (aller)

Opdrachten

Ex. 3 + 4

Ex. 5 + 6 blz 114-117

Programma

1. Herhalen werkwoord 'aller'

2. Nakijken ex. 8B, 8C, 8E 

3. Ex. 3 + 4 (vocabulaire)

4. In groepjes tekst lezen + ex. 5 en 6

Doelen: 

Ik kan het werkwoord aller vervoegen

Ik kan de belangrijkste informatie uit een tekst halen bij het thema wonen

Leestekst U4

Groepjes van 4

4 taken verdelen:

1. Tijdbewaker

2. Woordzoeker

3. Schrijver

4. Gespreksleider

Woordzoeker

Wat doe ik?
Ik ben verantwoordelijk voor het opzoeken van woorden die jullie niet kennen. 
Ik gebruik mijn boek en iPad

Opdracht

Lees de tekst. Beantwoord de vragen van ex. 5 en 6 op blz. 114-117. Bedenk ook samen één nieuwe vraag bij de leestekst.
Vul alles in op het antwoordblad en lever dit in bij de docent om 09:30 uur

Programma

Woordjes quiz

Bespreken huiswerk 

Ecouter: ex. 11

Doelen van vandaag:

Ik ken het Franse alfabet
Ik kan mijn eigen naam spellen in het Frans

Ik ga

1. Je vas
2. Je vais
3. Je va
4. Je suis

Het huis

1. La mason
2. Le maison
3. La maison
4. le mansion

La porte =

Wij gaan

1. Nous allez
2. Nous allons
3. Vous allez
4. Ils vont

La voiture =

La circulation

Tout droit =

La fenêtre

Zij gaat

1. Elles vont
2. Il va
3. Vous allez
4. Elle va

La maison

Le bureau

La chambre

La salle de séjour

Le jardin

La salle de bains

Nakijken en bespreken

Blz. 114-117

Welke vragen van ex. 5 en 6 kwam je niet uit?

8BCE

Doelen van vandaag:

Ik ken het Franse alfabet

Ik kan mijn eigen naam spellen in het Frans

Écouter

Tips & strategieën, blz. 160

Ex. 11 (alfabet)

Ex. 12, 13

Les devoirs

Leer het alfabet 

Lundi (le 12 février): oefen luistertoets

Dit weet ik na vandaag:

Dit is nog onduidelijk:

Hoe bereid jij je voor op de toetsweek, op de toets Frans?

Deze onderdelen van de proeftoets gingen goed:

Deze onderdelen van de proeftoets gingen nog niet goed:

Noteer welke vragen jij nog hebt na vandaag:

Welk huiswerk geef jij jezelf op voor morgen op basis van de oefentoets van vandaag?