TL Ecologie/Duurzaamheid Oefenen

Ecologie en duurzaamheid
Thema 6: Oefenvragen
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Ecologie en duurzaamheid
Thema 6: Oefenvragen

Slide 1 - Diapositive

Duurzaamheid
6.4 t/m 6.6

Slide 2 - Diapositive

Door milieuproblemen neemt de biodiversiteit toe.

A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

In tropische gebieden vindt ontbossing plaats, waardoor er meer ruimte is voor de landbouw.

Heeft ontbossing invloed op de biodiversiteit? Zo ja, neemt de biodiversiteit door ontbossing toe of af?
A
Ontbossing heeft geen invloed op de biodiversiteit.
B
Door ontbossing neemt de biodiversiteit toe.
C
Door ontbossing neemt de biodiversiteit af.

Slide 4 - Quiz

Het verlagen van de snelheid naar 100 km/uur is een maatregel van de regering. Wat is het doel van de maatregel?
A
Verminderen van CO2
B
Verminderen van stikstof
C
Herstel van natuurgebieden (biodiversiteit)
D
A, B en C

Slide 5 - Quiz

Welk soort beheer?
oevers minder steil maken zodat water- en oeverplanten beter kunnen groeien
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 6 - Quiz

Welk soort beheer?
afschot van zieke herten om lijden te
voorkomen
A
Agrarisch natuurbeheer
B
Bosbeheer
C
Faunabeheer
D
Waterbeheer

Slide 7 - Quiz

Je kunt milieuproblemen veroorzaken door:
1 stoffen toe te voegen
2 stoffen te onttrekken
A
1 is juist
B
2 is juist
C
Beiden juist
D
Beiden onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de belangrijkst oorzaken van de milieuproblemen?
A
Bevolkingstoename en manier van leven
B
teveel stikstof en CO2
C
Te weinig energie- bronnen en boskap
D
milieuvervuiling en manier van leven

Slide 9 - Quiz

Aardgas en olie raken op. Dit is milieu....................
A
aantasting
B
uitputting
C
vervuiling
D
belasting

Slide 10 - Quiz

Welke van onderstaande brandstoffen is geen fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Bio-ethanol
C
Steenkool
D
Gas

Slide 11 - Quiz

Rechts zie je:
A
Luchtvervuiling
B
Bodemvervuiling
C
Watervervuiling
D
Afval

Slide 12 - Quiz

Tijdens een festival worden er veel bekertjes en blikjes op de grond gegooid=
A
bodemvervuiling
B
Luchtvervuiling
C
watervervuiling

Slide 13 - Quiz

broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 14 - Diapositive

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 15 - Quiz

Zonder het broeikaseffect zou er geen leven
op aarde mogelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Zonder het broeikaseffect zou de gemiddelde temperatuur
op aarde 20 graden onder nul zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen het broeikaseffect en het VERSTERKTE broeikas effect? (gebruik het begrip "broeikasgassen")

Slide 18 - Question ouverte

Versterkt broeikaseffect
  • Broeikaseffect = Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring.
  • Door toedoen van de mens wordt het broeikaseffect versterkt
  • Verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor een toename van de broeikasgassen

Slide 19 - Diapositive

Wat kunnen wij zelf doen om het versterkt broeikaseffect en dus klimaatsverandering te stoppen?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Vidéo

Afval dat afkomstig is van een autowrak is ...... afval
A
biologische afbreekbaar
B
niet-biologisch afbreekbaar

Slide 22 - Quiz

Als je produceert, zonder schade voor mens en milieu, noem je dat
A
maatschappelijke kosten
B
duurzaam produceren
C
recycling
D
milieuschade

Slide 23 - Quiz

Een hondendrol is ................afval.
A
biologisch afbreekbaar
B
niet biologisch afbreekbaar

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we energie opgewekt uit steenkool, aardgas en aardolie?
A
duurzame energie
B
kolenenergie
C
energie uit fossiele brandstoffen
D
aardenergie

Slide 25 - Quiz

Twee uitspraken over kernenergie.
1 Kernenergie is duurzame energie.
2 Bij gebruik van kernenergie ontstaat luchtverontreiniging.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Allebei zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN duurzame energiebron?
A
Waterkracht
B
Windkracht
C
Kernenergie
D
Zonne-energie

Slide 27 - Quiz

Elk jaar een nieuwe mobiel kopen is ...
A
een duurzame keuze
B
geen duurzame keuze

Slide 28 - Quiz

Spullen die nog in goede staat zijn, maar die je niet meer gebruikt, naar de kringloopwinkel brengen is ...
A
een duurzame keuze
B
geen duurzame keuze

Slide 29 - Quiz

Succes!!

Slide 30 - Diapositive

Ecologie
6.1 t/m 6.3

Slide 31 - Diapositive

Mens afhankelijk van milieu

Slide 32 - Diapositive

Wat is de definitie van ecologie?
A
Het bestuderen van organismen en hun relaties met het milieu.
B
Er wordt rekening gehouden met dieren en planten.
C
Het bestuderen van de omgeving.
D
relaties tussen organismen en hun milieu.

Slide 33 - Quiz

studie naar de relaties tussen organismen en hun milieu
omgeving
één enkel organisme
Ecologie
Individu
Milieu

Slide 34 - Question de remorquage

abiotisch vs. biotisch

Slide 35 - Diapositive

biotisch of abiotisch?
wind
A
biotisch
B
abiotisch

Slide 36 - Quiz

Regen
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 37 - Quiz

Roofdieren
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 38 - Quiz

niveaus van de ecologie
- Individu
- Populatie
- Levensgemeenschap
- Ecosysteem

Slide 39 - Diapositive

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 40 - Quiz

waarmee begint een voedselketen altijd?
A
plant
B
dier
C
schimmel

Slide 41 - Quiz

Hoe wordt dit
genoemd (klikken
om groter te maken)
A
Voedselketen
B
voedselweb
C
kringloop

Slide 42 - Quiz

Bescherming tegen ziekten en plagen


Bestrijdingsmiddelen


OPPASSEN voor accumulatie


Slide 43 - Diapositive

Accumulatie komt vooral voor bij prooidieren
A
juist
B
onjuist

Slide 44 - Quiz

Kringlopen
3.5

Slide 45 - Diapositive

                   Kringlopen

Slide 46 - Diapositive

Koolstofkringloop

Slide 47 - Diapositive

Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 48 - Quiz

wanneer spreken we van een biologisch evenwicht?
A
als de populaties steeds groter worden
B
als de dieren in de populatie allemaal even zwaar zijn
C
als de populaties rond dezelfde grootte blijven
D
als een populatie uitsterft

Slide 49 - Quiz

De producenten in een bepaald gebied groeien dit jaar slecht. Welke stelling is waar?
A
Alle populaties in de volgende schakels krimpen
B
De populatie planteneters neemt af, de rest niet
C
Populatie planteneters neemt af, populatie vleeseters neemt toe
D
Het biologisch evenwicht blijft stabiel

Slide 50 - Quiz

Leeuwen en Hyena's vechten tegen elkaar om een dode Bison te eten. Hoe noem je zo een relatie?
A
Symbiose
B
Predatie
C
Concurrentie

Slide 51 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 52 - Quiz