27-1 H2A herhaling gezegde + woordsoorten

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Diapositive

Vandaag

  1. 10 minuutjes lezen
  2. Werkwoordelijk gezegde vs. naamwoordelijk gezegde
  3. Nakijken opdrachten & aan de slag!
  4. Huiswerk + taalvout

Slide 2 - Diapositive

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Diapositive

Woensdag 29 januari:
Toets Grammatica

- Grammatica zinsdelen hf. 1, 2 en 3
(blz. 26 t/m 28; blz. 68 t/m 70; blz. 110 t/m 112)
- Grammatica woordsoorten hf. 1
(blz. 29 t/m 31)

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde: stappenplan
  1. Wat zijn de werkwoorden in de zin?
  2. Is het belangrijkste werkwoord in de zin een zelfstandig werkwoord?    Dan werkwoordelijk gezegde.
  3. Is het belangrijkste werkwoord in de zin een ZWoBBeLS? En wordt het onderwerp aan een eigenschap gekoppeld?                                                       Dan naamwoordelijk gezegde.
  3a. Stel de vraag: Wat is het onderwerp? Het antwoord is het   naamwoordelijk deel.

Slide 5 - Diapositive

Koppelwerkwoorden: ZWoBBeLS
Zijn      
Worden  
Blijven    
Blijken 
Lijken
Schijnen


Slide 6 - Diapositive

Let op bij stap 3:
3. Is het belangrijkste werkwoord in de zin een ZWoBBeLS? En wordt het onderwerp aan een eigenschap gekoppeld? Dan naamwoordelijk gezegde.

De hond is in het bos.
vs.
De hond is vervelend.       

Verschil?


Slide 7 - Diapositive

Let op bij stap 3:
De hond is in het bos. -->
'In het bos' is geen eigenschap maar een plaats! Ook al is het werkwoord een ZWoBBeLS, dan nog geen naamwoordelijk gezegde!
Werkwoordelijk gezegde: is.
vs.
De hond is vervelend. -->      
In dit geval een ZWoBBeLS en vervelend is een eigenschap van de hond. 
Naamwoordelijk gezegde: is [vervelend].



Slide 8 - Diapositive

STAAN OF ZITTEN
Werkwoordelijk gezegde = staan
Naamwoordelijk gezegde = zitten

Slide 9 - Diapositive

In de middeleeuwen geloofden de meeste mensen nog in magie.


Werkwoordelijk gezegde = staan
Naamwoordelijk gezegde = zitten

Slide 10 - Diapositive

Hij heeft gisteren uitbundig gedanst.


Werkwoordelijk gezegde = staan
Naamwoordelijk gezegde = zitten

Slide 11 - Diapositive

De boeken zijn zeer dierbaar geweest voor de docent.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 12 - Diapositive

Waarschijnlijk zal Snelle nog jaren een beroemde rapper blijven.


Werkwoordelijk gezegde = staan
Naamwoordelijk gezegde = zitten

Slide 13 - Diapositive

Hij is al regelmatig in Amsterdam geweest.


Zelfstandig werkwoord = staan
Hulpwerkwoord = zitten

Slide 14 - Diapositive



Je verdeelt de zin en geeft de zinsdelen functies:

  • PV 
  • OW 
  • WG of NG 
  • LV
  • MV
  • BWB


Je geeft van elk woord aan wat voor soort het is:
  • ZN
  • LW
  • BN
  • WW
  • Aanw. vnw.
  • Vr. vnw
  • VZ
  • BW
ZINSDELEN 

WOORDSOORTEN
 

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag!
Nakijken opdrachten 1 t/m 4 blz. 110 t/m 112.

Klaar?
Theorie: bestudeer blz. 29 'Overzicht woordsoorten'. 
Maken: opdracht 2, 3 en 4 blz. 29 & 30.

Eerste 10 minuten in stilte werken. Overleggen heeeeeeuuuuuuul zachtjes op fluistertoon.


timer
10:00

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk & TaalVout

Grammatica Woordsoorten hf. 1: 

Theorie: bestudeer blz. 29 'Overzicht woordsoorten'.

Maken: opdracht 2, 3 en 4 blz. 29 & 30.

Slide 17 - Diapositive